Pieter Barendregt beheerste wel de triple tongue op mondharmonica

Hans Zirkzee interviewt

Pieter Barendregt met Stephan Lievestro in Bird

Hans Zirkzee interviewt

Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden. Muzikanten die veel reizen en mensen ontmoeten hebben vaak mooie en interessante verhalen te vertellen. 
Het interview met Pieter Barendregt vond plaats op 26 februari 2009.
Het werd deels
gepubliceerd in Jazz in Rotterdam..

OVER DE FOTO

‘Ik speelde in Bird met Stefan Lievestro. Hij is een van de betere bassisten in Nederland.
Hij zei tegen mij: heb je geen combo of zo? Ik zei: nee, en ik heb er nog steeds spijt van dat ik er niet ben op ingegaan.’

 

Pieter Barendregt

(Rotterdam, 28 oktober 1925 - ? )

“JE KUNT GEEN JAZZ SPELEN OP EEN GEWONE MONDHARMONICA”

Pieter Barendregt (Rotterdam, 28 oktober 1925 – ?) – mondharmonica. Interview 26 februari 2009. Speelde o.a. met de zanger Wim Koopmans, saxofonist Arie Kuit en drummer Tony Viola in de Rotterdamse kroegen, zoals De Consul, Bird aan de Boompjes en Melief Bender op de Oude Binnenweg. Autodidact op de mondharmonica. Wereldberoemd als de Rotterdamse Toots Thielemans. Die titel vond hij niet leuk, maar Pieter beheerste wel de triple tongue op mondharmonica en dat kon Toots weer niet. Na de 2e Wereldoorlog vocht hij veertig maanden in Indonesië.

Ik ben begonnen op een Bravootje die kostte toen zestig cent. Ik was twaalf en toen kreeg ik een Picolootje. Daar kon je heel goed de St. Louis Blues op spelen. Ik ben vier jaar in dienst geweest en daar heb ik in de bataljonsband gezeten. Ook als liedjesschrijver, conferencier en mondharmonicaspeler. Als liedjesschrijver ben ik niet doorgegaan, want ik vond anderen veel beter. Als je oudere Rotterdammers vraagt, dan hebben ze allemaal een Bravootje gehad. Ze speelden allemaal mondharmonica, ook in de oorlogsjaren en je had natuurlijk het Hotcha Trio dat heel populair was in Nederland. De Hotcha’s vind ik nog steeds één van de besten. Virtuoos die arrangementen, fantastisch. Ik draai het nog steeds.

CHROMATISCHE MONDHARMONICASCHOOL
In de jaren vijftig kostte een chromatische mondharmonica vijfentwintig gulden en nu minstens honderdtien euro. Guus Brox heb ik vaak zien optreden. Hij was vooral in de jaren vijftig populair met zijn parodieën. Een aantal jaren geleden heb ik hem nog zien optreden op het Schouwburgplein. Op de Noordsingel was na de oorlog de eerste chromatische mondharmonicaschool in een soort garage vlak bij de Bergweg. Ik ben daar een keer geweest en toen had ik het al bekeken. Ik kan al die dingen meespelen. Nadat in de oorlog de Amerikaanse films verboden werden hebben ze Arena omgebouwd tot variététheater. Daar trad bijvoorbeeld op Johnny Meijer, de beste accordeonspeler ter wereld. Ze speelden daar 14 dagen en dan gingen ze naar de Nieuwe Dijk in Amsterdam, naar Cinema Royal en die ploeg uit Cinema Royal kwam dan hier spelen. In het oude Arena aan het Stationsplein ben ik ook geweest. Dat heeft een enorme indruk op mij gemaakt als 12-jarige. Een enorm lichtspektakel. Ik had nog nooit zoiets gezien. Dat was zo’n schouwspel, maar dat is toen afgebrand.

EEN VETVLEK OP MIJN PAK
Mijn broer had op de Kruiskade naast de Scala bioscoop een chocolaterie. Later is hij ook een chocolaterie begonnen op de Oude Binnenweg. Dan moest ik dozen brengen van de Kruiskade naar de Binnenweg en dan kwam ik langs Mephisto. Daar zat een negerorkest, maar ik mocht er niet naar binnen. Op Koninginnedag speelden de bigbands van Hotel Atlanta buiten in de Aert van Nesstraat. Het café van Charlie Stock was een wereldberoemde zaak. Alle artiesten kwamen er. In de oorlog heb ik Johnny Meijer zien optreden in zijn eentje. Hij speelde In the Mood, dat mocht toen helemaal niet. Ik hoorde daar een mop: oei, een vetvlek op mijn pak. Er was natuurlijk helemaal geen vet. In Odeon traden in de oorlog alle grote orkesten op: The Ramblers, Ernst van ’t Hoff, Dick Willebrandts, Klaas van Beeck. Klaas van Beeck had een heel goed orkest met goede arrangementen en Dick Willebrandts had ook een geweldig orkest. Zijn moeder zat altijd op de eerste rij. Tussendoor had je ook optredens van Lou Bandy, The Coney Island Boys en Albert de Booy. The Coney Island Boys kwamen uit de Coney Island bar. Het verrekte van de Hawaian groepen, accordeon duo’s en trio’s. De zes Brox waren echt accordeonmensen. Gebouw Palace had ook amateur-middagen met jazzbands. Dat is pas afgebrand. Ik heb daar in de oorlog Duitse films gezien. Het was eigenlijk een bioscooptheater. Ik heb er nog op het toneel gestaan met een jubileumstuk van Arend en De Zeemeeuw.

IK HEB GEEN SCHOENEN
In 1944 ben ik ondergedoken. Ik werd opgeroepen voor de arbeidsdienst. Ik moest verschijnen op de Middellandstraat. Ik zei: ik ga niet naar Duitsland, ik heb geen schoenen. De oorlog was al zo ver gevorderd dat de medewerkers van het arbeidsbureau een andere houding gingen aannemen. Eerst moesten zij iedereen doorsturen, maar als je zei: dat doe ik niet, dan lieten ze het er bij, maar ik ben toch ondergedoken. Mijn oudste broer heeft er toen voor gezorgd dat ik kon onderduiken. Hij had overal van die adresjes. Kwam ik in Limburg als 18-jarige jongen. Ik wist niet waar ik naar toe moest en ben onverrichter zake terug gekeerd. Toen ben ik met de bus naar een plaatsje onder Leiden gegaan. Ik kwam terecht bij een dominee, die man stond bekend als helper, maar hij kon niets voor mij doen. Hij zat helemaal vol. Ik stond bij de bus terug te wachten, kwam de dienstbode van de dominee mij achterna met een pakje brood. Toen ben ik ondergedoken bij mijn schoonzus in Rotterdam. Dat was ook link. Een paar weken ben ik daar geweest en toen kwam Dolle Dinsdag. Ik zie het nog voor mij. Op het Noordplein kwam een Duitse vrachtwagen aangereden en die werd bestormd en leeggehaald. Iedereen was aan het jatten.

JABO’S
Het Noordplein was de zwarte markt. Daar ging je sigaretten halen, Belgische sjekkies en dergelijke. Op een gegeven moment komt er uit de Noordmolenstraat een motorzijspan met Duitsers aanrijden en één vuurt zijn mitrailleur leeg op de mensen. Iedereen hollen en toen is de vader van mijn vriend doodgeschoten. Hij was postbode en woonde in de Erasmusstraat. Iedereen dacht: er kan nu niets meer gebeuren, maar later kwamen de razzia’s. Wie had daaraan gedacht? Razzia’s. Twee dagen lang. In Rotterdam zijn 52 duizend man weggevoerd. Dat is een heel vol stadion. Elke straat was afgezet. We werden allemaal in colonnes opgesteld. We zijn naar de achterkant van het Bergwegziekenhuis gelopen. We liepen de ene kant van het ziekenhuis naar binnen en de andere kant weer uit. Waren wij zogenaamd gekeurd. We werden weggevoerd naar de Maasbruggen en daar lagen rijnaken. De dag er op voeren wij naar Amsterdam. ’s Avonds vertrokken wij weer. Waar naar toe wisten wij niet. Het was een heldere nacht en wij waren als de dood dat de jabo’s, dat zijn jachtbommenwerpers, ons zouden beschieten. Wij zaten met honderden mensen in zo’n ruim gepakt, moest je je behoefte doen. We zijn in Kampen aangekomen, daarover is nog een boek geschreven. Onder bevel van twee commandanten waarvan er één geschikt was en de andere verschrikkelijke dingen schijnt te hebben gedaan. We zaten in een school. Via het Rode Kruis kregen wij toch vrij goed te eten, maar na een dag of wat moesten we weer met de trein. Wij hebben twee dagen in de trein gezeten zonder eten en drinken met Duitsers op de treeplank en zo. Wij bleven in Duitsland maar wat rondrijden met die trein langs de grens. ’s Nachts stonden we stil, want het waren stoomlocomotieven en dan zagen de piloten het vuur. In de verte zagen wij het bombardement van Keulen of Düsseldorf, daar ben ik nooit achter gekomen.

VLIEGERALARM!
Overdag reden we verder. Ineens moesten wij de trein uit. Vliegeralarm! De Duitse soldaten renden naar een bosrand, maar wij moesten het raam uitspringen en kwamen terecht op het talud. Ik was een van de laatste die uit de trein sprong. Ik raakte verstrikt in het prikkeldraad. Ik lag op mijn rug en zag de jabo op mij afkomen. Ik dacht dat het met mij gebeurd was. Ik zag de mitrailleurs uit het vliegtuig vlammen en ik dacht: dit is het, het is afgelopen met mij. Mijn laatste uur is geslagen. De jabo’s schoten op alles wat bewoog. Ze hebben de locomotief helemaal verrot geschoten. De volgende dag zijn wij door een andere trein opgehaald naar het plaatsje Dingden. Daar moesten wij loopgraven gaan maken, want de Amerikanen kwamen er aan. Wij sliepen in de feestzaal van een café.

HAMMEN EN WORSTEN
Op een dag had ik corveedienst en werd een trein beschoten op het station van Dingden. In die trein zaten vluchtelingen uit Limburg, want daar woedde de strijd met de Amerikanen in volle hevigheid. De burgers waren met de trein geëvacueerd uit dat gebied. Die evacués hadden van alles bij zich. Grote hammen en worsten. In Limburg was van alles volop te krijgen. De volgende dag zou er een andere trein vertrekken en toen zeiden we tegen elkaar: zullen we met die trein meegaan? We zijn met de evacués meegelopen naar de trein en met onze armzalige kleding en schoenen tussen de families gaan zitten. Op zondagmorgen kwamen wij aan in Winterswijk. Er werd gezegd: jullie zijn weer in Nederland en in het café aan de Grote Markt kun je soep krijgen. We liepen naar de uitgang van het station. Aan de weerszijden stond de veldgendarmerie opgesteld. Wij liepen gewoon door en er gebeurde niets. Wij naar het café. Soms heb je dat het meezit.

CANADEZEN
Na de bevrijding door de Canadezen zijn we terug naar huis gaan lopen. Op een gegeven moment kwamen we bij de IJssel, maar die mochten we niet over. Die was afgesloten. Honderdduizenden mensen kwamen uit Duitsland en die konden ze niet allemaal verwerken. Het was hermetisch afgesloten. We hebben toen een paar weken op een politiebureau gebivakkeerd tot we met een rijnaak terug naar Rotterdam konden. We kwamen aan bij het GEB gebouw en er reed al een tram in Rotterdam! Ik ben er wonderbaarlijk doorheen gerold. De bevrijdingsfeesten waren geweldig. Ik woonde in de Jacob Catsstraat in Oude Noorden. Er was een podium gebouwd en overal was het dansen en elke avond weer in een andere straat. De band van de PTT en van de politie amusementsorkestjes. In de Tollenstraat heb ik toen Albert de Booy voor het eerst zien optreden. Uit die grote harmonieorkesten van de PTT en de politie kwamen ook amusementsorkesten. Dat heeft weken geduurd. Elke avond weer een andere straat en dansen. Ik denk er nog vaak aan. Onderling praatten wij niet over de oorlog. De mensen die de oorlog hadden meegemaakt praten er niet over.

BIJNA 40 MAANDEN INDONESIË
Begin juni 1945 kwam ik terug en een paar maanden later kreeg ik een oproep voor militaire dienst, dat ik 6 mei 1946 moest opkomen. Ik ben negenendertig maanden in dienst geweest en heb meegedaan aan de politionele acties in Indonesië. De lichting 1925 zou voor twee jaar weggaan, maar we zijn er bijna veertig maanden geweest. Dat is iets wat mij nog steeds dwarszit, want Birma werd in januari 1947 zelfstandig, India in augustus 1947 met Pakistan en wij pas in 1949, ruim twee jaar later. Er zijn 6200 jongens niet teruggekomen (4751 gesneuvelden volgens de website 7 december divisie, HZ). En daar hoor je nooit iemand over. Eén zo’n bermbommetje in Uruguzan vind ik ook erg, hoor. Maar wij hadden verliescijfers van soms vijftien per week. Indië verloren, rampspoed geboren, rot op zeg. In die negenendertig maanden dat ik ben weggeweest, heb ik twee keer één week verlof gehad en dan gingen wij naar Bandoeng. Onze eerste dode die we hadden was ook van een bermbom, maar die waren toen anders. Ze hadden een vliegtuigbom neergelegd, er zat een lange kabel aan en daar werd aan getrokken. Onze eerste gesneuvelde was de chauffeur van een carrier, een gepantserd voertuig. Die was van boven open en daar stond een zware mitrailleur op. Hij reed op een bermbom. Hij werd uit zij carrier gehaald en op een stoel in het veld neergezet. Hij bleek dood. Er was niets aan hem te zien, maar hij was gewoon dood. Ik had nog nooit zo’n geval meegemaakt.

MET OUD-SS’ERS
We waren dienstplichtig en door de CPN en De Waarheid, een krant die heel populair was, zijn toen een heleboel jongens ondergedoken. Dat was ook zo schandalig, want als ze opgepakt waren, kwamen ze samen met oud-SS’ers vast te zitten en die SS’ers werd gevraagd: tekenen jullie maar voor Indië, dan zijn jullie weer vrij. Er heeft zich zoveel afgespeeld in die tijd. Weet je dat wij daar geweest zijn met 100 duizend man in dat enorme rijk? Dat miljoenenrijk werd oorspronkelijk bestuurd door 40 duizend Nederlandse ambtenaren. Dat hebben wij jaren volgehouden en dat is te gek voor woorden. De eerste politionele actie was een gevolg van het feit dat wij de plantages wilden behouden om de boel te betalen. Het is nog altijd de vraag in hoeverre wij daarvoor de Marshallhulp hebben gebruikt. De Amerikanen hebben na de overeenkomst Linggadjati gezegd: jullie moeten het opgeven. Maar het heeft nog jaren geduurd. Ik speelde in de small bigband van de Expeditionele Macht met de Rotterdamse saxofonist Henk Beket. We waren populair bij de overste. Wij moesten vaak spelen bij voetbalwedstrijden. Waren we dagen weg. Kwamen we terug, moest ik gelijk wachtlopen.

PIA BECK OP ACCORDEON
Ik heb ook de Millers nog meegemaakt in Indië. Het was in december 1948. De tweede politionele actie was net begonnen, vlak voor kerstmis. Dat was in Bantam, dat was vrij gebleven van de Nederlandse bezetting en dat moesten wij ook meepikken. De hoofdstad was Rankasbitung. Een week later kwamen daar de Millers met Pia Beck. Er waren geen toetsen voor handen in dat theater, dus zij speelde accordeon. De leider van het fanfarekorps van de 7 december divisie was de pianist en trompettist George Amelung. Ik heb op transport gezeten met hem. In een van de ruimen stond een piano en hij zat te pielen. Hij zat eerst bij ons in het mitrailleurbataljon, maar toen ze zagen wat een muzikant hij was, moest hij professioneel legermuzikant worden.

JOHNNY AHOY
Toen ik terugkwam uit Indonesië heb ik tijdens Rotterdam Ahoy’ in de tuin van Parkzicht The Ramblers gezien. Binnen zat een zigeunerorkestje. Ze hadden in het park een miniatuurdorp gebouwd met allemaal huizen. Heintje Davids trad op en er stond een jongen aan de bas te plukken en die noemde zich Johnny Ahoy. Dat was Johnny Kraaykamp. Hij zong daar liedjes als You made the night a little brighter. Puur en jong. Kort daarna heeft hij in Den Haag gewerkt en hier in de Embassady Club. Ik ben later lid geworden van de Kiekeboe in Amsterdam en daar kwam hij ook regelmatig met Rijk de Gooyer. Ik heb hem ook straalbezopen gezien. Bij de Rochussenstraat had je de Ambassadeur, de Cascade en de Habanera en die waren tot diep in de nacht open. Daar zaten Belgische bands en Italiaanse orkesten. Ze speelden elke dag. Ze hadden één dag vrij, maar zelfs zondagsmiddags speelden ze nog. Toon van Vliet heb ik toen nog meegemaakt. Ook jong gestorven. Een geweldige tenorsaxofonist. Die Belgische orkesten speelden de nieuwste nummers uit Amerika.

AMSTERDAM
Vlak na de oorlog kwam er natuurlijk een enorme stroom aan muziek uit Amerika en Engeland. Elke week leerde je weer nieuwe nummers. Van 1952 tot 1970 heb ik Amsterdam gewoond. Na mijn scheiding, zo’n twintig jaar geleden, ben ik weer gaan spelen. Ik heb in de tent van Wim Koopmans, Bird, vanaf de opening in 1998 tot aan de sluiting daar elke dag gespeeld. In het begin speelde ik veel met Hagenezen, bekende jongens. Wim Koopmans wist niet zo veel van de Rotterdamse jazzscène, daar had hij niets mee. Hij kende wel Barend Petersen, maar dat was het. Door de Rotterdamse Artiesten Club ben ik met Mat Matthews gaan spelen in de Pui. Ik zat altijd bij hem thuis te spelen. Niet oefenen, gewoon wat in ons opkwam. Geen bladmuziek, ik lees trouwens niks, alles op het gehoor af. Toen ben ik met Mat voor het eerst naar de Maagd van Holland gegaan en nu kom ik er al weer tien jaar. Elke eerste donderdag van de maand was er levende muziek met Wim Koopmans en zo.

TOOTS
Hij zei tegen mij: ik ga een zaak openen en jij bent de eerste die er mag spelen. De opening was op een dinsdag. Ik was gewend om dinsdags naar Dizzy te gaan. Die avond was er niet zo’n goede band, dus ik nam een paar gasten mee naar de opening van Bird. Zegt Koopmans: kijk nou eens, daar heb je Barend Petersen en de Toots Thielemans van Rotterdam. Wim was helemaal weg van mij. Als ik hem nu zie, begint hij te huilen. Vreselijk. Mat Matthews heb ik ook zien afglijden. Op het laatst kon hij nog maar één nummer spelen, van Django Reinhardt. Dat ging hard ineens, een vorm van dementie. Ik had altijd schnabbels met hem. Hij was heel bekend in Rotterdam. De mensen die een beetje van jazz afwisten kenden Mat Matthews, maar hij trad alleen maar op in cafés. We speelden in de Schouw met Barend Petersen, Ed Baatsen en Henk de Ligt, die zou een cd met mij gaan maken, maar toen kreeg ik een herseninfarct. Daar zat ik weer. Ik ging veel met Dave en Lenny Anderson om. Met hen heb ik veel opgetreden en met Maaike Nicola en Cock Schelvis, meestal als gastspeler. Die zijn kort na elkaar overleden. Wim Koopmans had helemaal geen connecties. Hij is geholpen door Willem van ’t Wout. Die heeft de zaak van Anna Vingerhoets overgenomen. Anna heeft in het begin bij Wim gewerkt achter de bar. De bedoeling was in het weekend: Wim Koopmans en doordeweeks jazzavonden met jongens van het conservatorium, maar Wim begreep er helemaal geen pest van. Kwamen de mensen naar Wim luisteren, stonden er van die jazzjongens. Wim is easy listening. Lee Towers is ook geen jazzzanger. Wim Koopmans heeft wel een goede timing en kent alle nummers uit het American Songbook. Die nummers ken ik ook allemaal uit mijn hoofd. Niet allemaal natuurlijk, maar als kind ging ik naar al die Amerikaanse films. The Golddiggers, showfilms waar al die muzikanten in voorkwamen. Prachtige nummers allemaal.

HERMINE DEURLOO
In Nederland heb ik geen favorieten, maar er is wel een jonge dame, Hermine Deurloo, daar heb ik nou een cd van. Ik had haar gehoord op de tv met het Metropole Orkest. Ik denk: godverdorrie, goed geluid. Bij de mondharmonica gaat het om geluid. Er zijn mondharmonicaspelers die aardig kunnen spelen, maar met een te breed geluid. Die hebben niet dé toon. Wim Koopmans zei: jij hebt het geluid van Toots en daar gaat het om. Anderen hebben dat geluid niet. Stevie Wonder die bewonder ik zeer. Hij is een van de groten natuurlijk. Dat is fantastisch. Ik vraag mij af wat voor mondharmonica hij speelt. Ik speelde in Bird met Stefan Lievestro. Hij is een van de betere bassisten in Nederland. Hij zei tegen mij: heb je geen combo of zo? Ik zei: nee, en ik heb er nog steeds spijt van dat ik er niet ben op ingegaan.’

Interview 26 februari 2009
Hans Zirkzee
Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016