Meijer Wery redde het RPhO en zichzelf

BIOGRAFIE

Wery, Meijer 1922 GAR

door Hans Zirkzee

Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden. Musici die veel reizen en mensen ontmoeten hebben vaak mooie en interessante verhalen te vertellen. 
Deze biografie werd deels gepubliceerd in Jazz in Rotterdam en werd aangevuld met later beschikbaar gekomen informatie.

FOTO
Het Rotterdamsch Philharmonisch Genootschap

(Meijer Wery derde van links)

Meijer Wery

(Rotterdam, 24 januari 1892 - Rotterdam, 12 oktober 1978)

"IK MOEST EERST EEN RAUWE AARDAPPEL OF EEN BALLETJE IN DE BEKER VAN DIE SAX STOPPEN, ANDERS KREEG IK DIE NOOT ER NIET GOED UIT."

Pionier Meijer Wery redde het Rotterdams Philharmonisch Orkest en zichzelf.

Ook rietblazer en violist Meijer Wery dreigde geheel onterecht te verdwijnen in de mist van de geschiedenis. De Rotterdamse saxofoonpionier was medeoprichter van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en de grondlegger van hun pensioenfonds. Hij voorkwam de gedwongen fusie van het RPhO met het Residentie Orkest. Wery en was tot op hoge leeftijd actief bij de Nederlandse Toonkunstenaars Bond.

Meijer Wery (Geboren Werij. Rotterdam, 24 januari 1892 – Rotterdam, 12 oktober 1978) stamt uit een zeer muzikale familie van artiesten en kermisreizigers. Zijn grootouders aan vaderskant, Antoine Werij en Betje Swaab, runden een reizend honden- en apencircus. Ook Meijers ouders waren musicerende kermisartiesten. Al zijn broers – Antoine (1890), Tjalie (1893), Ferdinand (1894) en Emiel (1897) – staan bij de burgerlijke stand ingeschreven als musicus. Meijer kreeg de muziek dus mee van huis uit en hij begon als klarinettist in het orkest van zijn vader. Hij speelde niet alleen op kermissen, maar hij maakte ook balmuziek op bruiloften en partijen en hij werkte bij het Circus Blanus. Meijer trad op als violist in het fameuze Casino Variété, in café-chantant Palatinat en in het tegenover de bioscoop Thalia gelegen café-concert De Matador aan de Hoogstraat, waar de zwarte Amerikaanse zangeres Arabella Fields ooit optrad en waar in 1917 zelfs mulatinnen- of negerinnenwedstrijden gehouden werden. Later maakte Wery deel uit van het bekende salonorkest van Marcello Lanfredi, dat veelvuldig in het Concertgebouw Pschorr aan de Korte Hoogstraat optrad, het Italiaanse Heeren Orkest van Gaetano di Vito en Mr. Masseltop, de band van Frank Wagner die tijdens de Eerste Wereldoorlog in Nederland vertoefde. Wery vertrok voor twee jaar naar Zweden (volgens de gezinskaart rond 1911 – 1914). Hoewel hij voornamelijk klassieke muziek maakte, valt Meijer Wery ook te beschouwen als een jazzdocent en pionier op de saxofoon. Hij was met onder andere Jules Zagwijn en dirigent Willem Feltzer medeoprichter van het Genootschap Tot Onderlinge Kunstbeoefening. Het op 10 juni 1918 in een zaaltje van Gebouw Tivoli opgerichte Genootschap, dat twee jaar later werd herdoopt tot Rotterdamsch Philharmonisch Genootschap, functio­neerde jarenlang op amateurbasis. Veel klassieke musici verdienden in die tijd hun brood met lesgeven en het maken van amusementsmuziek in kleinere ensembles.

Meijer Wery was bovendien een zeer maatschappelijk geëngageerde musicus. De Rot­terdamse rietblazer werd in 1918 lid van de Rotterdamsche Toonkun­stenaars Vereeniging, een van de voorlopers van de op 21 december 1919 op­gerichte Nederlandse Toonkunstenaars Bond (NTB). In september 1918 verspeelden actievoerende musici veel goodwill met een te strijdlustig georganiseerde staking voor betere arbeidsvoorwaarden. Sinds 1913 was een machtige bond van lokale theaterdirecteuren actief: de Nederlandsche Bond van Directeuren van Openbare Vermakelijkheden, die ook zijn Rotterdamse afdeling kende. De muzikantenstaking mislukte en de Toonkunstenaars Vereeniging werd veroordeeld tot het betalen van een boete van f 2500,- aan de theaterdirecteuren wegens het aanzetten tot contractbreuk. Onder auspiciën van de NTB organiseerden de musici in Rotterdam in 1920 een hulpactie voor de hongerende bevolking van Rusland. Zij haalden meer geld op in de arbeidersbuurten dan bij de beter gesitueerden in Kralingen. De bond protesteerde in de jaren twintig tegen de zogenaamde Duitse ‘valutabands’, die ver onder de prijs werkten en door de ‘harde’ Nederlandse gulden hier veel meer verdienden dan in het door een economische crisis getroffen Duitsland. In 1922 telde de NTB ruim tweeduizend leden, onge­veer de helft van de Nederlandse musici. De bond organiseerde een ‘buitenparlementaire actie’ voor een vrije dag voor muzikanten. Gemiddeld draaide een musicus dagelijkse diensten van 3 tot 5 en van 8 tot 12. De wekelijkse vrije dag kwam er pas in januari 1930 en slechts alleen voor bioscoopmusici. In de jaren dertig voerde de bond wederom in actie tegen het grote aantal buitenlandse orkesten in Nederland. Voor de Nederlandse musici was het moeilijker om over de landsgrenzen te werken. De ons omringende landen kenden een veel strikter beleid ten aanzien van de verstrekking van een werkvergunning. Gewapend met fluitjes en slagwerkinstrumenten werden in 1932 de concerten van de buitenlandse bands verstoord. Meijer Wery liep hierbij klappen op van een woedende horeca-exploitant. Niet lang daarna werd Wery gekozen tot voorzitter van de NTB afdeling Rotterdam.

In het begin van de jaren twintig gaf Wery vioollessen en doceerde hij saxofoon aan de Muziekscholen Maatschappij ter Bevordering der Toonkunst en het muzieklyceum van Willem Feltzer, dat in april 1929 als eerste in Nederland een jazzopleiding startte met onder meer trompettist Eddy Meenk en pianist Theo Uden Masman. Wery speelde saxofoon bij de harmonieorkesten onder leiding van Bart Verhallen, Ben Geijsel en Eduard Flipse. Hij was violist bij de Italiaanse opera en solosaxofonist voor de VARA radio. Bij het latere Rotterdams Philharmonisch Orkest (formeel opgericht in 1937) speelde hij viool, basklarinet en saxofoon. Volgens muziekrecensent Ton Verhiel was Meijer Wery de eerste solosaxofonist bij een Nederlands symfonieorkest. Op 14 maart 1931 soleerde hij in Rhapsodie van Claude Debussy, begeleid door het Rotterdamsch Philharmonisch Genootschap. Zijn uitvoering van het razend moeilijke De Lachende Saxop­hoon van Rudy Wiedoeft, begeleid door het Harmonieorkest van het Genootschap, maakte hem bekend bij een groter publiek.

Volgens Wery ging het allemaal vanzelf: ‘Toen ik pas met de Sax begon bij het Harmonie orkest speelde ik nog op zo’n ouderwets koperen instrument. Om daaruit bijvoorbeeld de hoge B te toveren, moest ik eerst een rauwe aardappel of een balletje in de beker van die Sax stoppen, anders kreeg ik die noot er niet goed uit. Niemand vond wat ik toen presteerde mooi noch lelijk. Er werd nauwelijks aandacht aan geschonken. Je werd toen als Saxophonist beschouwd als een klein onderdeeltje van de partituur. De Belg Adolf Sax, die in 1838 dit instrument heeft uitgevonden, heeft nooit kunnen weten dat zijn vinding voor het muzikale leven zo een grote omvang zou innemen. Toen dan ook, na de Eerste Wereldoorlog, van over zee de eerste Jazz geluiden naar ons kikkerlandje overwaaiden, spitste ik mijn oren. Ik begreep maar niet hoe iemand uit een Saxophoon zo’n mooie toon, zo velen opvallende, technisch moeilijke effecten kon voortbrengen. Ik nam mij voor, ‘Dat moet ik ook kunnen.’ Daarom liet ik studiemateriaal en grammofoonplaten uit Amerika komen. In Frankrijk kocht ik een moderne Saxophoon en oefende uren, dagen lang. Langzamerhand kwam ik achter de nieuwe methode van blazen en het ontwikkelen van een andere, mildere toon. Toen voor het eerst in het Kurhaus een Amerikaans Jazz orkest speelde nam ik nog wat lessen bij de Saxophonist van die band en heb daar nog veel van geleerd. Niet lang daarna durfde ik in het openbaar en met succes als solist op te treden. In die tijd was bijvoorbeeld De Lachende Saxophoon van de Amerikaanse Saxophonist en componist Rudy Wiedoeft bekend geworden. Alle mogelijke effecten, zoals vibrato, glissando, tongslag, slaptongue, lacheffect enz. waren daarin verwerkt. Ik was in Rotterdam de eerste die dat kon. Flipse, toenmaals Dirigent van het Harmonie-orkest zei tegen mij: ‘je moet dat nummer eens voor Harmonieorkest orkestreren, dan spelen we dit in de tuin van de Doelen (Coolsingel).’ Het werd een Succes. Toen het publiek aanhield met applaus, zegt Flipse: ‘Meijer nog een keer en ga jij maar op mijn plaats staan. Op een keer ging ik in uniform naar de Doelen en zag op de Diergaardelaan een opstootje. Het waren dronkelui die in een vrolijke stemming waren. Eén van hen kijkt mij met lodderige ogen aan en riep: ‘Ha daar heb je de Lachende Saxophoon.’ Veel Sax-lessen gaf ik ook. Maar van de beroeps-musici werd ik financieel niet veel wijzer. Zo als van die Collega, Piekaar heette hij. Hij wilde alleen maar weten hoe bepaalde noten (tonen) gegrepen moesten worden. Volledig  les nemen vond hij niet nodig. Toen heb ik hem maar per noot laten betalen. De hoge noot D kostte f 1,- De Dis f 2,- enz…,’ schreef Meijer Wery in een brief aan Alex de Haas op 5 april 1967.

In 1934 speelt Meijer Wery de saxofoonpartij in het Tripelconcert van Jacques Beers, een werk voor sopraan, saxofoon, piano en orkest, dat ook in Frankrijk enige furore maakt. Een jaar later, in 1935, soleert Wery andermaal in Debussy’s Rhapsodie. De pers schrijft hierover: ‘Al kon men zich den toon van een solist in Debussy’s Rhapsodie voor orkest en saxofoon iets beter geëgaliseerd denken, het timbre en de gevoelige voordracht van den saxofoonsolist M.Wery maakten een uitstekenden indruk en het applaus heeft hem tot tweemaal voor het front geroepen. In hetzelfde jaar maakte Wery ook deel uit van The Famous Band van de Rotterdamse slagwerker en accordeonist Philip Willebrandts, de broer van de legendarische pianist en orkestleider Dick Willebrandts.

Meijer Wery
Meijer Wery

Mimi de Rooy, de dochter van Karel Das van Grol – een van de oprichters van het RPhO – en echtgenote van de pianist Nico de Rooy, kreeg saxofoonles van Meijer Wery. Een paar dagen na de Duitse inval in Nederland kwam zij hem op straat tegen en zij vroeg aan hem gekscherend of de lessen nog doorgingen. ‘Ik dacht dat hij mij wilde vermoorden,’ zei ze. Na de gelijkschakeling van de Nederlandse vakbonden op 21 november 1940 werd Wery door de NSB’er Woudenberg ontheven van zijn functie als voorzitter van de Rotterdamse afdeling van de NTB. De Nazi’s dwongen Wery te verhuizen naar Amsterdam. In 1941 werd hij gearresteerd wegens zijn betrokkenheid bij de Februaristaking. Hardnekkig ontkende hij tijdens het verhoor ook zijn joodse afkomst. Wery was in Rotterdam als Jood aangemerkt en had een J in zijn persoonsbewijs. Op 15 mei 1941 moesten op bevel van de bezetter alle joodse musici uit de orkesten worden ontslagen. In zijn laatste week bij het RPhO ontving Wery een, door hem zeer gewaardeerde, steunbetuiging van het Rotterdamse publiek die was ondertekend met Leve de muziek – Leve het Vaderland.

Wery verzocht de burgerlijke stand van Westdongeradeel om de geboortebewijzen van zijn grootouders, die zich daar hadden ingeschreven, te vervalsen. Zijn oma was joods. Zijn grootvader was Rooms-katholiek. Wery zette de burgemeester van het Friese dorp met succes onder druk om beiden als Rooms-katholiek aan te merken. Wery kon nu aantonen dat hij niet vier, maar twee joodse grootouders had. Zijn afstammingsonderzoek kwam hiermee nog niet ten einde. Hij had een vals persoonsbewijs nodig dat hij via de illegaliteit wist te verwerven. Afhankelijk van de situatie droeg hij wel of geen Jodenster. Op 3 augustus 1943 werd hem officieel medegedeeld dat hij te boek stond als halfjood (witjood). Hij kwam op de Calmeyerlijst terecht. De Duitser Hans Calmeyer was hoofd van het registratiebureau. Al dan niet met behulp van valse verklaringen veranderde Calmeyer de afstamming van vele Joden waardoor vrijstelling verkregen werd. Toch kreeg Meyer Wery een oproep voor Westerbork. Tijdens een razzia in Amsterdam zochten de nazi’s zijn 17-jarige zoon Iwan. Toen Meijer zei dat deze niet thuis was, wilden ze Meijer zelf meenemen. Op dat moment kwam Iwan te voorschijn en zei: ‘Ik ben jong, jij niet, dus ik ga mee.’ Wery wist zijn vermelding op de Calmeyerlijst aan te tonen en ontsnapte aan de deportatie. Wel werd zijn – niet als zodanig herkende – valse persoonsbewijs in beslag genomen. Iwan overleed 21 januari 1945 ergens in Midden-Europa. Wery’s eerste vrouw, Sara de Leeuw, was al op 27 juli 1933 overleden. Zonder een persoonsbewijs was het voor Wery te gevaarlijk om over straat te gaan. Hij zat een tijdje ondergedoken, maar hij blufte zich bij het bevolkingsbureau aan een nieuw en legaal exemplaar zonder J.

Desondanks bleef het link om zijn beroep als musicus uit te voeren. Hij schnabbelde illegaal bij het Concertgebouw Orkest, het Operette Gezelschap van Boskamp, circus Mikini en het Goois Symphonie Orkest. Hij maakte ook deel uit van het Joods Symphonie Orkest dat door een schenking van de rijke industrieel Bernard van Leer kon worden opgericht. Van Leer had zijn vervolging door de nazi’s afgekocht met een bedrag van twee miljoen gulden. Hij schonk in augustus 1941 honderdduizend gulden voor de vorming van een joods orkest. Het geld werd ondergebracht bij de Van Leer Stichting. Het Symphonie Orkest der Van Leer Stichting, zoals het aanvankelijk werd genoemd, debuteerde op 16 november 1941 in de Joodsche Schouwburg (voorheen de Hollandsche Schouwburg) en telde zeven leden uit Rotterdam waaronder de bekende orkestleider Jack de Vries die in het JSO tuba speelde. Het orkest gaf op 9 juli 1942 zijn laatste concert. Ongeveer de helft van de drieënzeventig leden van het Joodsch Symhonie Orkest overleefden de Tweede Wereldoorlog. Verhoudingsgewijs een groot aantal.

Na de bevrijding keerde Wery terug naar Rotterdam en het RPhO waar hij zich sterk maakte voor de oprichting van een bedrijfspensioenfonds voor de musici van het orkest. Hij hertrouwde in januari 1946 met Elizabeth Vollemans. Uit dit huwelijk werd op 30 oktober 1946 zijn dochter Jenny geboren. Wery kwam eind 1950 met succes in het geweer tegen de voorgenomen fusie van het Residentie Orkest met het RPhO. In samenwerking met de NTB protesteerden de orkestleden tegen de bezuinigingsmaatregel. Zij haalden 22.000 handtekeningen op. Het Rotterdams Philharmonisch Orkest bleef bestaan. Wery ging in augustus 1957 met pensioen bij het RPhO. In juni 1964 stopte hij met het lesgeven aan de Rotterdamse Muziekschool. Wel hield hij tot op zeer hoge leeftijd zijn eigen lespraktijk aan. Op 18 mei 1966 was hij gast bij het galaconcert van het Rotterdams Philharmonisch Orkest ter gelegenheid van de opening van het concert- en congresgebouw de Doelen. In 1970 werd hij gekozen tot voorzitter van de afdeling Rotterdam-Hillegersberg van de landelijke Bond van Bejaarden. In december 1976 benoemde de Nederlands Toonkunstenaars Bond hem tot erelid. Meijer Wery overleed 12 oktober 1978 op 86-jarige leeftijd in Rotterdam.

BRONNEN
Archief Jenny Wery
Digitale stamboom Stadsarchief Rotterdam
Het Joodsch Symphonie Orkest door Jannetje Koelewijn en Pauline Micheels, Vrij Nederland 26 oktober 1991
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grote stadscultuur (2015) door Hans Zirkzee
Kaddisj Rotterdam
Meijer Wery briefwisseling met Alex de Haas
Meijer Wery – Een kort portret door Ton Verhiel
Memoires Meijer Wery t.b.v. NTB
Memoires Meijer Wery t.b.v. CPN

Hans Zirkzee
Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016

OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial