Jack Zwaan en zijn spannende boek
Hans Zirkzee interviewt
Hans Zirkzee interviewt
Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden. Muzikanten die veel reizen en mensen ontmoeten hebben vaak mooie en interessante verhalen te vertellen.
De interviews vonden plaats op 17 december 2007 en 17 maart 2009.
Het werd deels gepubliceerd in Jazz in Rotterdam..
OVER DE FOTO
Jack Zwaan in Berlijn
oudjaar 1943.
Jacobus ‘Jack’ Zwaan
(Rotterdam, 28 februari 1923 - ? Rotterdam, 2012)
"MENEER, U WIL NIET WETEN HOE VAAK IK BEN GEBOMBARDEERD."
Het leven van Jacobus ‘Jack’ Zwaan leest als een spannend boek. De latere gitarist van het in eigen stad zeer ondergewaardeerde Quintette du Hotclub de Rotterdam werd in februari 1943 door de nazi’s opgepakt als represaille voor de aanslag op Alexander Seyffardt. Vijfduizend ‘Plutokratensöhnen’ (rijkeluiszoontjes, voornamelijk studenten) werden naar Duitsland weggevoerd. Toch beleefde Jack een geweldige tijd in Duitsland. ‘Meneer, u wil niet weten hoe vaak ik ben gebombardeerd.’
BONJE
‘De familie Reys was een familie waar nogal eens bonje was. Simon is een tijdje weggebleven van de Rotterdamse Artiesten Club. Hij is weggegaan omdat hij ruzie met Jeanne (Reys, HZ.) had. Hij zei; ‘ik kom hier nooit meer.’ Een week later waren ze weer samen. Toen ik na de bevrijding uit Duitsland terugkwam, zat ik met Wessel Ilcken in een coupé. Vanaf Maagdenburg zat ik met hem in de trein. Rita stond ons op het Maasstation op te wachten. Wessel was een hele aardige vent. Hij is tijdens het waterskiën verongelukt. Er wordt gezegd dat Frans van Lankeren Rita Reys ontmaagd heeft. Frans kennende acht ik dit niet uitgesloten. Zijn broer Rob was een beul van een pianist. Greetje Kauffeld is een schat van een meid en dat kan ik van Rita niet zeggen.
GITAARLES
Ik heb gitaarles gehad van Henk Gantevoort. Hij zat toen aan het Oostplein. Na een half jaar zei hij: ik kan je niets meer leren. Ik was helemaal gek van de Hawaiian gitarist Gino Bordin. Met de mobilisatie moest Henk Gantevoort in militaire dienst. Hij zei: ‘de enige die les kan geven ben jij zelf.’ Toen ben ik les gaan geven in dat kleine winkeltje aan het Oostplein. Zijn vader had een zaak in de Goudse Wagenstraat. Bij de centrale muziekschool Van der Valk op de Blaak. Na het bombardement van 14 mei is Gantevoort naar de Jan Sonoystraat gegaan. Hij heeft ook nog een winkeltje gehad aan de Walenburgerweg waar nu de Raadskelder zit. Na het bombardement zijn we gevlucht naar Nieuwveen. Mijn grootouders hadden daar een hotel-restaurant. We zijn daar en paar dagen gebleven. We hadden een bloemenzaak in de Vierambachtstraat. Mijn vader is toen terug gegaan. De Vierambachtstraat is niet geraakt, maar niemand had behoefte aan bloemen. Ik had drie gitaren, die waren verbrand. Aan de Stationsweg was alles weg, alles verbrand. Geen voltreffers. Dan moet je weer opnieuw beginnen. Met lesgeven en wat optredens kon ik toch een collectie opbouwen. Ik heb in Odeon gespeeld met het orkest van Harry Hidskes. Vaak ook in dancing Lybelle. Mijn oom was daar directeur. Mijn vader was bloemist en leverde aan Atlanta, Pschorr, De Unie, Coomans en Bristol. Wij gingen vaak met het gezin naar die zaken toe, dus ik was al heel vroeg een cafébezoeker.
VRIJGEZEL
Ik begon een bandje en we noemden ons de Kai-U-Noa’s. Dat betekent: de vrijgezellen. Willem Saris van Vox Humana aan de Zaagmolenstraat heeft een van mijn gitaren verziekt toen hij hem elektrisch maakte. Zijn vader had een radiozaak aan de Bergselaan. Je hebt de Selmer sax, maar je hebt ook Selmer gitaren, die werden gemaakt door zigeuners. Daarmee is Django Reinhardt beroemd geworden. Dat waren fantastische gitaren. Dat Ab de Molenaar een gitaar van Django had gekocht, is gelogen. Suzie heeft die gitaar nog verkocht aan een Rosenberg en die is er in getrapt dat het een echte oude Selmer was. De Hotclub de Rotterdam is te horen op de elpee van het International Jazzfestival in Praag 1965. Daarvan zijn er één miljoen verkocht. De Hotclub de Rotterdam was Freddie Rietdijk-viool. Hij heet eigenlijk Witkovsky. Hij had een Russische moeder. Zijn vader was, net als de vader van Dick van Male, tramconducteur. Dick van der Male, Hans van der Aa en ik speelden gitaar en Cees Sparreboom, contrabas. Jeff Kersting viel wel eens in voor Freddie Rietdijk en Henk Lauret voor Cees Sparreboom.
RUSLAND
In de oorlog werd ik gearresteerd. Ik was illegaal in Nederland. Ik had allang weg moeten zijn. Ik had een brief gekregen dat ik mij moest melden bij het arbeidsbureau. Ik dacht: ‘ik kan beter muziek maken.’ Ik speelde toen met de pianist Piet de Winter uit Schiedam. Ik liep op straat met de tenorsaxofonist Chris Mahn toen ik werd gearresteerd. Ik kwam terecht in de gevangenis van Ommen en later in Amersfoort. Ze zeiden je moet naar Duitsland. Ze wilden mij doorsturen naar Rusland. Ik werd gekeurd door een Nederlandse arts. Hij had abortus gepleegd bij een Joodse vrouw. Dat was uitgelekt en prompt werd hij gearresteerd en moest de Hollanders keuren. Hij rookte als een schoorsteen. Ik had wat sigaretten en helemaal geen zin om naar Rusland te gaan. Hij zei: ‘ik zal je een pilletje geven, maar je houdt je bek. Je wordt beslist herkeurd door een Duitse arts en die keurt iedereen goed. Je moet dat pilletje nemen en klagen over de hartstreek. Dat is gelukt, maar ze zaten met mij opgescheept. Ik heb toen in de gevangenis gezeten. Daarna hebben ze mij in een cementfabriek laten werken. Een vriend van mij, een student uit Twente, lag in het ziekenhuis naast de onderdirecteur van de Grossdeutscher Rundfunk. Hij heeft een goed woordje voor mij gedaan en gezegd dat het zonde was van mijn talent om mij in de cementfabriek te laten werken. Bij hoge uitzondering kreeg ik toestemming om die onderdirecteur op te zoeken in het ziekenhuis. Hij schreef voor mij een aanbevelingsbrief en wat ik nooit had verwacht gebeurde: ik werd aangenomen.
PROEF
Ik moest proefspelen voor een semiklassiek orkest. De oude bassist voldeed niet meer. Ze dachten: ‘als we nou de jonge Hollander nemen dan wordt het wat, maar ik kon geen bassleutel lezen. Hans Bund, de dirigent, vroeg wat ik nog meer kon spelen. De Hawaiian gitaar kende hij niet. Ik leende een gitaar en vroeg om een versterkertje. Heel het orkest zat te wachten tot de sollicitant afgehandeld was. Het was werkelijk indrukwekkend. In heel dat grote gebouw aan de Masurenallee stond geen ene bas, want de muzikanten namen hun instrumenten vanwege de bombardementen mee naar huis. Ik mocht niet op de bas van die oude bassist spelen. Hans Bund had als klassiek man de opdracht gekregen een dansorkest te formeren. Toen durfde ik te zeggen dat ik de bassleutel niet kon lezen. Ik speelde alles uit mijn hoofd en dat kan natuurlijk niet in een klassiek orkest. Ik zou in het orkest van Hans Bund terecht komen, maar ik heb er uiteindelijk nooit in gespeeld. Ik kreeg wel les van hem op de zaterdagochtend. Hij was in die tijd een topartiest.
Het is misschien pedant om te zeggen, maar de Duitsers vochten om mij, want ritmisch was ik toch heel anders dan die Duitsers. Ik heb met al die jongens gespeeld. Peuter Kreuder, Will Glahe, Heinz Munsonius. Te veel om op te noemen. Door de bombardementen op Berlijn ben ik een paar keer alles kwijtgeraakt. Ook mijn bas is verbrand en de gitaren natuurlijk. Ik had daar een Stube. Ik deed voornamelijk radiowerk. Bij de Ufa heb ik ook gespeeld. Onder andere met Johan Heesters. Persoonlijk vind ik het geen aardige man, maar dat had voornamelijk te maken met mijn anti-Duitse gevoelens. Het was een charmante kerel op een of andere manier. Ik speelde met een Tsjechische gitarist in de Zwei Teddy’s. We waren wereldberoemd in Duitsland. De meisjes waren gek met de Teddy’s. Ondanks de ellende heb ik een leuke tijd gehad.
Jack Zwaan, 1938
WANNSEE
In september 1944 werd het toch wel echt moeilijk. De Duitsers kregen door dat ze de oorlog gingen verliezen. Toen heb ik het ook moeilijk gehad, maar gelukkig had ik een hoop vriendinnetjes die zorgden ervoor dat ik altijd wel wat te eten kreeg. Ik had wel wat privé afspraken om thuis ergens muziek te maken. Begin februari 1945 werd onze impresario opgebeld. Of wij bereid waren om met een orkestje te komen spelen in een villa aan de Wannsee voor gearresteerde hoge militairen uit Frankrijk, Engeland en de Verenigde Staten. Die mensen waren gek van jazzmuziek ondanks hun, in onze ogen, hoge leeftijd. Het was een heel chique villa, wel helemaal afgezet met prikkeldraad en soldaten. Die oude knarren waren zo enthousiast dat ze hun Rode Kruis pakketten met sigaretten en whisky met ons deelden. Ik heb daar mijn eerste whisky gedronken. Ik had nog nooit alcohol gedronken. Ik vond het erg lekker. Sindsdien ben ik verslaafd.
TROUWEN
De Russen kwamen en weer ben ik alles kwijtgeraakt. Met een vriendin woonde ik in een soort opkamertje. Op de deur had ik een bordje gemaakt met daarop: hier wonen Hollanders, maar die Russen konden dat niet lezen. We werden naar een kamp gebracht om gerepatrieerd te worden. De Duitse juffrouw waarmee ik samen woonde wilde naar haar ouders toe. De Russische commandant zei tegen mij: ‘Jacobus is het nu wel verstandig om met haar te trouwen? Ik ben nog nooit in jouw land geweest, maar ik denk niet dat je vreugdevol ontvangen wordt als je met een Duitse juffrouw thuiskomt.’ Dat zette mij aan het denken. Toen heb ik haar lopend naar Frankfurt am Oder gebracht en bij haar moeder afgeleverd. Toen ik uit Duitsland terug kwam werd ik ondervraagd. Ik vertelde enthousiast dat ik, ondanks alle problemen, toch een leuke tijd heb gehad. De hele groep mocht weg uit Maastricht. Ik moest blijven. Ik moest alles inleveren. Dat ik daar muzikant was geweest werd mij hoogst kwalijk genomen. Ik ben een paar dagen vastgehouden.
TSJECHIË
Het was een moeilijke tijd en dat is zacht uitgedrukt, maar terug in Nederland dacht ik toch wel eens met weemoed aan alles wat ik had meegemaakt. Niet alleen in Berlijn, maar ook in de Slavische landen waar we optraden. Met Tsjechen had ik een bijzondere relatie. Na mijn pensionering ging ik regelmatig naar Tsjechië toe. Zes tot acht weken na het einde van de gevechtshandelingen kwamen er vrachtwagens en die zouden ons dan naar het Westen brengen. De Russen waren op hun manier vrij aardig voor ons geweest. In het Westen werden wij ontvangen door de Engelsen. Dat was een deceptie. Ik ben een Anglofiel, maar ik had moeite met dat hautaine gedoe van die Britten. Mijn wereld stortte ineen, maar goed: we hebben het overleefd. We werden in Maagdenburg op de trein gezet. Ik zat in een coupé met Wessel Ilcken. Hij had ook in Duitsland gewerkt. Een hele leuke vent die Wessel. We kwamen aan op het Maasstation en daar stond Rita op hem te wachten.
NIEUWVEEN
Mijn ouders bleken niet meer in Rotterdam te wonen en ik moest naar Nieuwveen toe. Daar voelde ik mij niet echt thuis. Mijn ouders hadden dat gelukkig ook door en we zijn weer naar Rotterdam gegaan. We huurden een huis aan de Hooidrift. Daar hebben we een paar jaar gewoond. Toen naar de Beukelsdijk. Een heel groot huis, wat we ook gewend waren. Voor de oorlog woonden we aan de Stationsweg. Schuin tegenover ons woonden de jongens van Elfrich. Joop was de drummer. Zijn broer heeft jarenlang een studio gehad aan de Hertenkade. Daar gaf hij ook pianoles. Die vent was uniek. De gitarist van de Sound Diggers, Jan Broekman, was mijn zwager. Aad Broekman speelde de bas. Ik speelde bij de Sound Diggers toen pianist Cock van de Berg de leider was.
WELGESTELD
Arie Verhoef speelde toen bij Jan Makor. Arie is wereldberoemd geworden met het Atlantic Quintet. Zijn zoon Martin speelde slagwerk. Ik heb nog eens een Gibson verkocht aan zijn andere zoon. Er is ook nog een zus, die woont in Hillegersberg. Mevrouw Verhoef had al een kind. Toch is Arie met haar getrouwd. Ik heb nooit op Zuid gespeeld dat was een andere wereld. Bram de Jong; wat was die man goed. Hij was een fantastische gitarist. Ik kreeg van hem gitaarles en hij van mij Hawaiian gitaarles, maar daar heeft hij nooit wat mee gedaan. Hij woonde aan de Gordelweg 171. Hij had les gehad van de heer Martin. Het was een welgestelde familie. Ze zaten in de textiel. Bram had een opnameapparaat waarmee hij zelf radio-opnames maakte op glasplaten. Bram de Jong had een zoon en die was iets bij de Shell, geloof ik.
DOWNBEAT
Dick van Male speelde op een onmogelijk gitaartje. Later heeft hij een paar goede gitaren gekocht. Ik kon het goed met hem vinden. We zagen elkaar dagelijks op de beurs. Hij zat in de graanhandel. Ik heb acht jaar in de Hotclub gespeeld. Het optreden op het festival in Comblain was een ongelooflijk succes. We hadden erg veel concurrentie toen. We werden in Downbeat gelauwerd. Wij waren in Joegoslavië een enorm succes. Toen kreeg ik promotie en kon ik het niet meer waarmaken en ben ik er uit gestapt. John van der Aa is voor mij in de plaats gekomen. Het waren allemaal mensen waarmee ik een persoonlijke relatie had. Arie Verhoef en de tenorsaxofonist Herman Hensen. Hij is gestorven als multimiljonair. Hij heeft er niets mee gedaan. Zijn broer Leen was ook muzikant. De gitarist Antoine van Beek was ook multimiljonair. Dat heb ik nooit bereikt. Hij woont nu in België. Hij was kort na de oorlog naar Amerika geëmigreerd. Een fantastische gitarist. Bill Holst was ook een Rotterdamse gitarist uit de Graaf Florisstraat.
RAC
Toen ik lid werd van de Rotterdamse Artiesten Club speelde ik nog in de Sound Diggers. Ik werd opgebeld door Piet van Sliedrecht. Hij vroeg of ik zin had om lid te worden van de RAC. Ik voelde mij helemaal geen artiest. Ik dacht: ‘wat moet ik daar?’ Dat is nu tweeëntwintig jaar geleden. Het was in een derderangs kroeg. Iets waaraan ik een ontstellende hekel heb. Ik kwam heel veel bekenden tegen. Ik vond het wel leuk, maar het was toch mijn wereld niet meer. Ik was helemaal uit de muziek. Ik zei: ‘Sorry Piet, it is not my cup of tea.’ Piet was een ongelooflijk muzikale jongen. Hij had zijn glorie tijd bij Malando. Hij is naar Japan geweest. Nou, dat was wat. Ik ben nog eens een keertje met hem mee gegaan. Uiteindelijk heeft dat er toe geleid dat ik hoofdredacteur werd van het Vakblad voor Artiesten, omdat ik kennelijk redelijk Nederlands beheers. Ik ben nu eenentwintig jaar lid en nog steeds dolenthousiast over de RAC. Het is een stuk van mijn leven, maar helaas al die oude vriendjes zijn weg.
BEURSGEBOUW
Theo Moens van Pschorr had van 1945 tot 1948 de artistieke leiding van de Beursfoyer. Ik was chef zalenexploitatie. Ze hebben er nog spijt van dat ze mij benoemd hebben. Het Beursgebouw was in die tijd natuurlijk ontzettend belangrijk. Cock Schelvis was er de liftmonteur. Wij hadden er, als ik mij goed herinner, twaalf zalen. Wim Overgaauw, een fantastisch gitarist, speelde er. John Kristel speelde in Bristol, een enorm goed orkest. Annie van ’t Zelfde vond ik een enge meid. Ze was met een NSB-er getrouwd. Ze was wel een goede musicienne. Kees Sparreboom was bassist van de Hotclub de Rotterdam. Louis de Vries was een ongelooflijk goede muzikant. Piet van Dijk, de kolenboer. Een goed orkest. Matt Mathews heb ik altijd een enge man gevonden. Hij had relaties, ongelooflijk. Op de een of andere manier vond hij mij wel aardig, want als hij op de RAC was speelde hij altijd voor mij ‘Nuages’ van Django Reinhardt. Dat was mijn grote favoriet natuurlijk.
Ik kan mij herinneren dat ik in Odeon speelde op een Vox Humana versterkertje van twee watt in die grote zaal waar duizend mensen in konden. Het was muisstil, dat had je toen nog. Het is niet zo dat ik met veel weemoed terug denk aan de Oase. Ik heb nog wel contact met de weduwe van Arie Valkhoff. Mijn zoon speelde met de zonen van Jaap en Betsy. Ze woonden aan de Beukelsweg. Jaap en Arie konden elkaar niet luchten of zien. Ik heb aangeboden om te bemiddelen. Van beide zijden hoorde ik: ‘nee, dat hoeft niet.’
Interviews 17 december 2007 en 17 maart 2009
Hans Zirkzee
Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016
OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial