Mimi de Rooij(y) ‘Het is helemaal geen kunst. Er zit gewoon niks anders voor ons op.’
BIOGRAFIE
door Hans Zirkzee
Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden. Musici die veel reizen en mensen ontmoeten hebben vaak mooie en interessante verhalen te vertellen.
Deze biografie werd deels gepubliceerd in Jazz in Rotterdam en werd aangevuld met later beschikbaar gekomen informatie.
Mimi de Rooij(y) - Das van Grol
(Rotterdam, 26 maart 1920 - Den Haag 18 december 2014)
‘Het is helemaal geen kunst. Er zit gewoon niks anders voor ons op.’
Mimi de Rooij(y) – Das van Grol (Rotterdam, 26 maart 1920 – Den Haag 18 december 2014).
Mimi de Rooij was de dochter van de multi-instrumentalist en ‘den bekenden kapelmeester’ Karel Das van Grol (Utrecht, 6 februari 1896). Hij was medeoprichter van het Rotterdams Philharmonisch Orkest en leidde diverse grote ensembles waaronder het Eerste Nederlandsche Elite Ensemble en het Rotterdams Amusements Orkest. Hij trad op in o.a. het Grandtheater, het WB theater, K&W, Bellevue en de Circus Schouwburg (destijds New American Concert Hall genaamd).
Circus Schouwburg 1922. Vooraan de dierentuin, midden de Circus Schouwburg, boven station Delftse Poort. Het huidige Centraal station ligt ongeveer op dezelfde plek.
VIOOL
Das van Grol maakte potpourri’s met een showorkest dat veel speelde in restaurants, zoals café-restaurant De Unie. Zijn vrouw, Mies Knoop, speelde viool. Ze begeleidden stomme films. Mimi: ‘Ze zaten wel eens zonder oppas en dan mocht ik mee. Met een grote viool zonder snaren. Zogenaamd meespelen en het publiek maar denken: daar zit een wonderkind.’ Zoon Karel de Rooij (bekend van Mini en Maxi): ‘Maar zij speelde écht viool, ze heeft haar studie helemaal afgemaakt. Zij speelde bij het Rotterdams Philharmonisch, maar ook als Stehgeiger (staande violist) en op haar 16e al bij damesorkesten.’
Mimi: ‘De oprichters van het Rotterdams Philharmonisch waren allemaal musici uit het amusement. Die vonden het fijn om klassiek te spelen. Ze moesten zelfs contributie betalen om mee te doen.’ Zij leerde op jonge leeftijd de fameuze jazzpianist Nico de Rooy (Jazzradar, 27 februari 2023) kennen. Zij wist meteen dat zij met zijn broer in het huwelijk zou treden, maar dat liep anders.
WB theater (Wester Bioscoop) aan de Nieuwe Binnenweg. Eén van de theaters van Karl Weisbard. Later Capitol bioscoop en Studio 62.
GEEN OPPAS
‘Als vijfjarige jarige mocht ik mee naar het WB Theater. Dan hadden zij geen oppas voor mij. Om mij zoet te houden speelde ik in de bioscoop op een viool zonder snaren. Mijn moeder speelde ook in de bioscopen en als er geen oppas was, werd ik daar neergezet. Dat was soms heel eng, want je begreep er niets van. Mijn vader heeft jaren voor Karl Weisbard gewerkt, de Rotterdamse bioscooppionier. Hij speelde heel lang in ‘Bellevue’ op de Heuvel, ’s middags en ’s avonds in het ‘Gouden Hoofd’ van Hardenberg, die had ook ‘Suisse’ en ’t Verguld Spinnenwiel’. Als ik lief was en boodschappen had gedaan, mocht ik wel eens mee naar ‘De Unie’. Willy den Ouden, de dochter van de uitbater van café ‘Modern’ (later ‘De Unie’) en een bekend zwemster, was mijn vriendin. Ik ging op de Gedempte Vest naar school en dan had je de Schildersteeg. Kinderen willen allemaal iets doen wat niet mag en je mocht beslist niet naar de Schiedamschedijk en dan is dat voor een kind: jéé wat zou daar zijn? Als we pauze hadden, gingen we de Schildersteeg in en zo om een hoekje kijken. Er gebeurde helemaal niets, maar hard gillend liepen wij terug. Meiden kunnen zó overdreven doen. Er was helemaal niets, maar we waren op de Schiedamschedijk geweest. Het was verboden. Er waren veel hoeren en zeelieden. Echt de uitgaanswereld.
Schiedamschedijk (Collectie NA)
SAXOFOONLES
Ik heb saxofoonles gehad van Meijer Wery (Jazzradar, 24 januari 2022). Dat was dé saxofonist van Rotterdam. Die zat ook in het RPhO. Zij voerden veel moderne werken uit. Ik was 19 jaar. Het was vlak tegen de oorlog. Ik had zo’n gevoel: het is oorlog, maar ze weten er niets van. Alles moet gewoon doorgaan, want je kunt toch niet tien jaar zonder dit of zonder dat. Niet wetende; na vijf dagen was tie al weer om. Wij woonden op de Meent. Het was dag vier van de oorlog. Ik zei tegen mijn vader: ‘ik heb ’s middags les.’ Hij zei: ‘je bent gek.’ Meijer Wery liep toevallig in de straat en ik vroeg: ‘gaat de les nog door?’ Ik dacht dat hij mij wilde vermoorden. Door de oorlog is het niets geworden. Ik had twee saxofoons. Een alt en een tenor. Alles is verbrand op de hoek van de Meent met de Binnenrotte. Nico de Rooy woonde op de Raampoortstraat. Daar had zijn vader een café. Meijer Wery was een collega van mijn vader. Zeker de Rotterdamse musici waren één grote familie.
VERRAAD
Je had een zekere Betje Wery. Dat is een dochter van een broer van hem [Ferdinand Wery, HZ]. Zij was een joodse vrouw natuurlijk. Je zag haar altijd gewoon in cafés. Ze had geen ster op in 1943. Niets. Achteraf bleek dat zij heel veel familieleden heeft verraden. Ze was helemaal fout. Zij was ook een leerlinge van Marinus Flipse. We hadden allemaal zo’n hekel aan haar, een nare meid en toen deed ze dit ook nog. Ze is opgepakt en heeft haar straf uitgezeten en zij begon een huwelijksbureau. Hadden ze een feestje. Nou ja, voor joodse mensen een bijeenkomst en dan verraadde zij dat en was zij weer vrij [Betje Wery is in november 1947 veroordeeld tot twintig jaar gevangenisstraf. Zij verried o.m. de Persoonsbewijzen Centrale van de verzetsgroep van Gerrit van der Veen. In 1954 kwam zij vrij, HZ].
Grandtheater (Collectie Arnold Tak)
BRANDENDE STAD
Mijn vader had zijn opleiding in Utrecht. Bij Wagenaar is hij geweest voor theorielessen en harmonieleer. Daar was hij heel goed in. Dat was ongelooflijk. Hij deed fluit en piano. Hij is voor fluit bij het RPhO gekomen. Later is hij op slagwerk overgegaan. Hij was leider van het Rotterdams Amusementsorkest met onder andere Cas Pijpers en mijzelf. Het waren niet echt vaste orkesten. Iedereen kende elkaar in dat wereldje. Ben je vrij, dan heb ik wat voor je. Hij was een echte Rotterdammer. Ik ken hem ook niet anders en wij wisten ons geen raad met het bombardement. Toen heel de stad in brand stond. Wat moeten we nou? Het was de vraag: gaan we naar Utrecht of gaan we naar Den Haag? Ik weet nog goed dat ik in de brandende stad liep. We waren mijn grootmoeder kwijt. Het bombardement was net geweest en we kwamen Lou de Groot tegen. De tekstdichter die heel veel bekende liedjes heeft gemaakt. Een joodse man met joodse humor. Hij zegt: ‘ik was net nog bij je aan de deur. Ik had een schnabbeltje voor je’. Terwijl alles plat lag… We moesten toch wel lachen.
café De Unie 1925 aan de Coolsingel (voorheen café Modern) Foto E.M. van Ojen
BEZETEN VAN DE JAZZ
Nico kende ik al vanaf toen ik vijf jaar was. In ‘De Unie’ had mijn vader ontzettend succes. Daar stond als violist Cas de Rooy [Casper de Rooij. Rotterdam, 8 mei 1907, HZ]. Dat was mijn zwager. Het is heel gek. Ik was zes jaar en zei op school: ‘ik ga later met Cas de Rooy trouwen’ en dan riepen de kinderen mij na: ‘Cas de vlooi, Cas de vlooi.’ Niet wetende dat ik zo’n vijftien jaar later met mijn man zou trouwen. Cas was helemaal niet in beeld. Ik bedoel maar, dat was dat wereldje. Het was één familie. Ik was 16 jaar toen ik voor het eerst helemaal ben gaan werken. Dat was in Pschorr in het café-restaurant met het ensemble Peurs Vansan. Toen moesten we naar achter, via de dancing. Daar had je de kleedkamers. Ik liep daar en wie zat daar in het orkest met die glazen dansvloer? Waar ik natuurlijk ook nooit geweest was met mijn 16e jaar. Je keek je ogen uit. Daar zat Nico de Rooy dan met Harry Pohl en met Jack en Louis de Vries. Al die grote namen [Het orkest van Harry Pohl speelde september/oktober 1936 in de Dancing Pschorr met onder andere saxofonist Gerrit Pohl , Nico de Rooy en slagwerker Jacky Holker, HZ]. Om half een moest alles dicht zijn, maar ze kregen ook nog wel een vergunning voor een bijzondere gelegenheid. Bijvoorbeeld het witte bedjes bal. Dan mochten ze tot drie, vier uur in de dancing doorgaan. Dat orkest kon natuurlijk niet heel de avond spelen. Dus dan moesten wij, als wij na twaalven klaar waren, dat even overnemen. Rust hadden die jongens niet. Als ze een piano of drumstel zagen, ze waren zó bezeten van de jazz, sprongen ze gelijk weer bij. Ze zullen het wel vreselijk gevonden hebben wat wij daar klaarmaakten, want de jazz is natuurlijk een heel apart iets. Dat heb ik nooit gekund. Nooit geprobeerd ook.
Dancing Pschorr, Coolsingel (Collectie SAR)
ZWITSERLAND
Ik ben naar Zwitserland gegaan. Vier jaar op reis geweest. Toen kwam dan het bombardement en wij hebben ons in Den Haag gevestigd. De familie De Rooy uit de Raampoortstraat begon hier een café aan de Loosduinseweg. Ze hadden ook een erfenis gekregen van familie. Dinsdagsmiddags was er altijd een artiestensociëteit in de Scala Bodega en daar kwam iedereen dan. Daar kwamen de schnabbeltjes uit. Maandagmiddag in Amsterdam in ‘De Kroon’ op het Rembrandtplein. Dat zat helemaal vol en daar werden de contracten afgesloten. Dinsdag was dat hier. Charlie Stock dat was ook zoiets. Op de Kruiskade schuin tegenover Luxor. Dat was een artiestencafé. Dat heb ik nooit meer daarna gezien. Dat was zó heerlijk. ‘Kom maar hier, zus,’ zei hij. Als er iets geoffreerd werd, moest ik altijd van mijn vader zeggen: ‘nee, dank u wel.’ Maar Stock had dat allemaal door. Hij kende mijn vader blijkbaar en zei: ‘zus, kom maar’ en mocht ik achter de bar en kreeg ik lekkere dingen te drinken van hem. Na het bombardement is hij naar het Mathenesserplein gegaan.
artiestencafé Charlie Stock. Nico de Rooy 3e van links zittend met jeneverflesje. Charlie Stock 4e van rechts. Collectie Karel de Rooy jr.
ELFSTEDENTOCHT
Mijn vader was bevriend met de familie De Rooy. Allemaal Rotterdammers. Je kent dat wel: er is maar één Rotterdam en dan deden ze een ‘Elfstedentocht’. In de ene kroeg kreeg je twee borrels en dan op naar de volgende. Ik ben niet zo van het profiteren op iemands zak. Op de Stationsweg had je een leuke zaak. Ben ik stiekem naar de kastelein gegaan en zei: ‘geef van mij een rondje, maar dat hoeft niemand te weten.’ Gewoon voor mijn eigen gevoel. Toen kwam Nico ook langs en zegt: ‘wat sta je daar nou te doen? Je moet dat hier niet doen. Wij gaan wel samen een keer.’ Hij heeft me mooie zaken laten zien. Toen is het nog niet begonnen. Het was altijd nog ‘ome Nico’, maar het is allemaal anders gelopen. Ik weet nog wel dat ik een vreselijk moeilijk kind was. Nooit iemand een hand geven, en zo. Ik ben ook in de loop der jaren veranderd, maar ik was vreselijk. De enige die tussen Cas en Nico de Rooy liep, was ik. Dat vind ik wel eens raar. Dat toch zo’n heel leven vanaf je vijfde jaar… Het moet toch allemaal zo zijn. Wat is dat nou geweest? Ik weet het niet.
Karel en Greet de Rooij 24 maart 1926. Collectie Karel de Rooij jr.
SOUBRETTE
De ouders van Nico de Rooy, zij was soubrette en hij artiest, werkten op kermissen. Dat ging van kermis naar kermis. Pianist Joop de Leur (Jazzradar, 5 juni 2022) begeleidde die ouders. Hij was een keer ziek en zei: ‘waarom neem je die jongen van jou niet mee? Die speelt toch goed piano?’ Dus die was met veertien jaar al aan het werk. Toen hij geld begon te verdienen, nam hij les bij een klassieke pianist. Ik dacht Theo van der Plas. Toen wij getrouwd waren, wilde hij heel graag les hebben van Marinus Flipse. Hij speelde gewoon. Die jazz was ook veel improvisatie. Het was ook niet zo bestudeerd, dacht ik. Hij zat altijd achter die piano. Tijdens de oorlog zaten zij ’s nachts muziek op te vangen van de Engelse radio. Dat werd opgeschreven en de volgende dag hadden zij dat dan. Dat mocht wel niet gespeeld worden, maar onder de mom van wat anders was dat een enorm succes. Amerikaanse muziek mocht helemaal niet. Ik heb weleens de zenuwen gehad. Hij werkte hier in de Ritz Bar, naast de Corona bar, en dan was het ‘ Diep in mijn hart’ of (zingt swingmuziek). De bezoekers werden er gek van. Geweldig. Ik dacht: ‘als er een van de Gestapo komt, is het afgelopen.’ Maar het is allemaal goed gekomen. Het is zo raar. Die oorlog heb ik natuurlijk zelf meegemaakt. Ik was twintig toen ie uitbrak, dus geen kind meer. Maar dat het zo vaag geworden is… Ik heb het over héél de oorlog. Je had veel aan je hoofd. Een kind en zo. Mijn eerste zoon is in Hilversum geboren.
Orkest Piet van Dijk. Nico de Rooy (piano) en Arie Valkhoff (bas). Coll Karel de Rooy jr
BORRELTJE
Toen zat Nico in het orkest van Malando. Mijn man was eerder bevrijd dan wij hier. Hij speelde met Arie Valkhoff in het orkest van Piet van Dijk. Zij traden op voor het Canadese leger in België. Arie Valkhoff en zijn vrouw hadden mij opgehaald om te kijken hoe dat is in België. Dat ging liftend naar Putte. Daar ging je de ene deur in en de andere deur uit en dan zat je in België. De grens over via een cafeetje. Pia Beck zat daar ook en die zei: ‘Nico, wat heb je daar nou voor een kersje?’ Ik ben daar een dag geweest en de andere dag weer liftend terug. Mijn kind opgehaald, maar samen terug lukte niet. Ik werd aan de grens tegengehouden en moest weer naar die ellende. De Hongerwinter. Ik had een hekel aan bars. Mijn man zat er wel, die werkte daar en had veel succes ook. Hij kreeg gewoon salaris, maar ook tip. Dat zette flink aan en dan zei ik altijd: ‘je lijkt wel een bedelaar, een straatmuzikant.’ Ik vond dat toch zó minderwaardig. Toen werd ik hier gevraagd in bars en ik was er een nog grotere held in dan iedereen. Een borreltje kostte toen tien gulden. Als er een klant zei: ‘drink wat van mij’, dan namen we een borreltje, maar dat waren glaasjes water. Het was hier aan de Laan van Meerdervoort de ‘Rio Deux’. Dat bestaat nog. Daar kreeg ik 7,50 voor en de kastelein 2,50. Dan had ik zeventig gulden en dan kon ik een halfje brood kopen voor die kleine jongen.’
BRONNEN
Dagblad van Rotterdam 20 april 1942
Dordrechtsche Courant 22 juni 1942, 16 maart 1944
‘Drie generaties De Rooij’ (Bert Jansma), Haagsche Courant 2 januari 2004
Het Algemeen Handelsblad 14 februari 1934, 27 oktober 1935
Het Vaderland 6 november 1938
Het Vrije Volk 10 april 1953, 20 juni 1953, 3 juni 1958, 5 november 1960, 20 november 1965
Interview 29 mei 2013
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grote stadscultuur (2015)
NRC 18 oktober 1929
Rotterdamsch Nieuwsblad 7 juli 1917, 21 juni 1923, 20 september 1923, 31 januari 1924, 4 mei 1927, 4 december 1930
Utrechts Volksblad 11 april 1939, 20 juni 1939
Voorwaarts 6 september 1923, 14 december 1923, 19 november 1914, 6 april 1928, 7 juli 1931
Hans Zirkzee
Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016
OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial