Jazzdrummer Eric Ineke gaat gewoon door!
Op 1 april 2022 werd jazzdrummer Eric Ineke 75 jaar. Een goede week later vierde hij in het Amsterdamse Bimhuis zijn verjaardagspartijtje. Op de vraag of hij gaat stoppen was zijn antwoord kort: “Neen hoor, we gaan gewoon door!”
Over andere onderwerpen was hij gelukkig breedsprakiger. We keken met hem terug op zijn carrière en natuurlijk ook vooruit.
Waarom werd je eigenlijk jazzdrummer?
Bij ons thuis stond altijd de hele dag de radio aan en in die tijd hoorde je gewoon heel veel swingende muziek. De Nederlandse radio orkesten zoals de Ramblers, de Skymasters, Malando, Dutch Swing College, Pim Jacobs Trio met Rita Reys, Diamond Five, Peter Schilperoort kwartet etc. En niet te vergeten de jazzprogramma’s van Michiel de Ruyter, Aad Bos. En de BBC Jazzclub op zaterdagavond. Daar hoorde je de nieuwste platen en live concerten uit clubs in Engeland. Zo hoorde ik voor het eerst tenorist Tubby Hayes met zijn kwartet, helemaal te gek! Dus dat was ongeveer al vanaf mijn 9e of 10e jaar. De zoon van een kennis van mijn moeder had jazzplaten zoals van Eddie Condon, Buck Clayton, Louis Armstrong, Dutch Swing College, Chris Barber. Die platen wilde ik ook hebben en kreeg een ouderwetse koffer grammofoon van een van mijn broers en een stapel 78 toerenplaten van o.a. Louis Armstrong, Harry James etc.
Ik was gek op het swingritme. Die zoon van die kennis van mijn moeder had ook een paar drumstokken en speelde met die platen mee op een tafel en dat wilde ik ook. Hij deed dat ook met zijn handen op een stoelleuning, dus had ik al snel door hoe je dat ritme moest spelen, Ding, Ding-a-Ding. Dus ik speelde met mijn handen met al die radio programma’s mee. Dat was het begin zo rond mijn 10e,11e jaar. Ik kocht ook iedere zaterdag 78 toeren platen op de markt bij ons in Haarlem van mijn zakgeld. Later kreeg ik mijn eerste echte pick-up en toen begon ik natuurlijk singletjes, EP’tjes en Lp’s te kopen. Mijn oudste broer was, voordat hij in tapijten ging handelen, zo’n 10 jaar lang muzikant, accordeonist bij van alles en nog wat. Hij speelde swing, valse musette, tango’s altijd in nachtclubs en op kermissen. Die gaf mij mijn eerste snaredrum en hi-hat. Toen was ik 13 jaar. Via hem kreeg ik ook mijn eerste drumleraar, Jan de Gelder, een klassiek slagwerker/paukenist van het Noord-Hollands Philharmonisch Orkest. De beste man was natuurlijk een uitstekend slagwerker maar van jazz had hij weinig begrepen dus dat hield ik een jaar vol en toen was het gelukkig afgelopen. In die tijd zag ik Johnny Engels op de TV en dat sprak mij meer aan. Ook Cees See, Han Bennink en Louis de Lussanet vond ik superswingers. Enfin door een interview voor de schoolkrant kwam ik bij Johnny Engels terecht en toen waren een aantal lessen snel geregeld. Hij schreef wat oefeningen op en daardoor kon ik met mijn oren Philly Joe Jones en Max Roach uitvogelen. Op mijn 19e, dat was in 1966, kon ik met de Beale Street Jazz Band van Bob Kaper spelen op een boot van de Holland-Amerika lijn naar New York. Dat was 10 dagen heen en 10 dagen terug, maar we konden een reis overslaan en op eigen kosten bijna een maand in Amerika blijven. Dus bleef ik in New York en iedere dag al mijn helden zien spelen in de clubs. Iedere maandag speelde Elvin Jones in de Five Spot met Paul Chambers, McCoy Tyner en Frank Foster. Toen wist ik zeker dat ik dat voor de rest van mijn leven wilde gaan doen.
Je bent begonnen met Ferdinand Povel en Rob Agerbeek. Hoe ontstond die samenwerking?
Ik begon in 1965 eerst met zangeres Henny Vonk te spelen met pianist Rob van de Broeck en bassist Wim Essed. Henny was de eerste zangeres in Nederland die kon scatten als een blazer met de goeie akkoorden. We eindigden op de derde plaats van het Loosdrecht Jazz concours met het gevolg dat we op TV kwamen en we gevraagd werden voor optredens in het land. Wat later traden we regelmatig op in Duitsland en waren in 1971 uitgenodigd voor een gast optreden op het NOS Loosdrecht Jazz festival. Daar bestaat een radio registratie van. Helaas viel het kwartet enige tijd later uit elkaar. Ferdinand Povel kende ik al vanaf mijn 15e jaar sinds een ontmoeting op een feestje van mijn nichtje. Ik speelde daar samen met een klarinettist en Ferdinand was de enige die stond te luisteren en we raakten in gesprek en hij speelde ‘Strings of Pearls’ van Glen Miller voor mij op de piano. Zo’n twee jaar later in 1964 kijk ik op TV naar het Loosdrecht Jazz concours en ik zie Ferdinand met een altsax met het kwartet van de Haarlemse pianist Martin Haak. Zij wonnen de 1e prijs. Ik was stom verbaasd want toen ik hem leerde kennen speelde hij alleen een beetje piano. In dat zelfde jaar ging ik na mijn eindexamen middelbare school naar de Haarlemse Jazz club om met een jam sessie mee te spelen en daar was Ferdinand ook dus we pakten de draad weer op en een jaar later werd ik de vaste drummer van het Martin Haak kwartet en sextet. Het kwartet voor de Jazz gigs en sextet voor de commerciele schnabbels. Vanaf september 1965 werkten we ieder weekend in de regio Haarlem. Was altijd feest en Martin Haak was naast een swingende pianist ook een buitengewoon handige organisator. Dat duurde tot de zomer van 1966 en speelden we onze laatste gig op een groot feest op de Palace promenade in Scheveningen. Daarna gingen de bassist, Fred Pronk en ik met de Beale Street Jazz Band met de boot naar Amerika. De pianist die daar mee speelde was Henk Elkerbout die toen ook al bij de Skymasters speelde. Henk was een zeer uitzonderlijk talent, een geniale pianist. Tijdens een repetitie voor die boottrip in de Brakke Grond in Amsterdam, kwam Ferdinand langs om even te luisteren en was al zeer onder de indruk van het spel van Henk. Toen we na die Amerikareis terugkeerden besloot Ferdinand een eigen kwartet te beginnen met Henk Elkerbout, Fred Pronk en met mij. We repeteerden regelmatig in de Haarlemse Jazz Club en waren zo’n beetje de eersten in Nederland die het Coltrane-repertoire begonnen te spelen. Met die groep maakten we in april 1969 een plaatopname voor het CAT Jazzlabel van de Haarlemse Jazz club. Dat was tevens mijn eerste plaatopname. Door alle jaren heen zijn Ferdinand en ik samen blijven spelen, zowel in trio verband met bassist Rob Langereis als in kwartet verband met pianist Rob Madna en daarnaast nog met verschillende formaties van Frans Elsen en Rein de Graaff. Ferdinand heeft mij in het voorjaar van 1968 nog aanbevolen voor een optreden met Hank Mobley met het Pim Jacobs trio. Dat heeft mij geen wind eieren gelegd want Pim was enthousiast en begon mij te vragen voor optredens met Maynard Ferguson, Phil Woods, Derek Humble en Rita Reys. Ik heb daardoor het laatste staartje van dat trio met Wim Overgaauw mogen meemaken. Het was ook met die ritmesectie dat ik voor het eerst voelde of alles vanzelf ging. In november van dat jaar trad ik toe tot de Stork Town Dixie Kids voor een serie schoolconcerten en concerten voor de Nederlandse militairen die gelegerd waren in Duitsland. Ook belde Ruud Jacobs mij voor een aantal concerten met Lucky Thompson en Rob Madna.
Rob Agerbeek vroeg mij in 1969 om zijn drummer te worden in zijn net opgerichte kwintet. Dat was met Willem Reinen, Dick Vennik en Rob Langereis. Rob schreef schitterende composities in de stijl van Horace Silver maar met een zeer persoonlijke handtekening. Dat was een geweldige band met veel succesvolle optredens in Nederland, Belgie, Luxemburg, Parijs, Duitsland en Noorwegen. Van deze groep zijn gelukkig twee albums opgenomen op vinyl en later uitgebracht op CD. ‘Home Run’ en ‘Keep The Change’. De band bleef bestaan tot midden jaren ’80. Met het trio van Rob heb ik vele malen gespeeld op het North Sea Jazz Festival ( de trumpet battle met o.a. Wynton Marsalis, Woody Shaw, Jimmy Owens). Maar het hoogte punt was een tournee van een week met George Coleman in 1974 met het trio van Rob met Rob Langereis op bas. Wim Wigt had dit georganiseerd en het was een waar feest! Gelukkig zijn hiervan opnamen bewaard gebleven en uitgebracht op het Blue Jack Label. In 1980 hebben we met trio met Harry Emmery op bas nog een album opgenomen voor Limetree records. Doordat ik het steeds drukker kreeg met de lessen aan het Koninklijk Conservatorium en de optredens met Rein de Graaff, Ben en Jarmo en Piet Noordijk heb ik helaas het trio vaarwel moeten zeggen.
Je bent al lange tijd docent aan het Koninklijk Conservatorium van Den Haag. Hoeveel leerlingen heb je naar schatting lesgegeven? En welke leerlingen moeten we in de gaten houden?
Als ik uitga van zo’n 30 jaar lesgeven en er ieder jaar 1 of 2 afstuderen…..
De bekendste hier zijn al Joost Patocka, Stefan Kruger, Erik Kooger, David Barker en verder natuurlijk Tim Hennekes en Nitin Parree. Ook veel buitenlandse studenten als Atilla Gyarfas, Peter Frosch, Michele Pazzini, Egidio Gentile , David Puime en Tristan Guiilaume.
Je hebt veel jaren met Rein de Graaff gespeeld. Hoe zou je die samenwerking willen samenvatten of kunnen karakteriseren?
Rein en ik spelen al 50 jaar samen. We hebben allebei exact de zelfde opvatting over jazz en ritmisch dezelfde ideeën. Er zit veel ruimte in ons samen spel en dat maakt het met een sterke bassist als Marius Beets dat alles breed gaat klinken en daarmee kan iedere solist als het ware worden gedragen. De kunst is om een solist te stimuleren maar niet in de weg te zitten en naar mijn gevoel is dat bij ons aardig gelukt.
Jij hebt met veel Amerikanen getoerd en ook veel (soms in de vergetelheid geraakte) grote namen naar Europa gehaald. Ik herinner me Frank Morgan nog goed op zijn laatste Europese reis. Er zijn vast veel anekdotes over die enorme hoeveelheid toernee ‘s te vertellen? Welke zijn je bijgebleven en van wat heb je veel geleerd?
Tijdens de tournees met Dexter Gordon weet ik nog dat we in Duitsland speelden en Dexter tijdens een ballad zijn hand achter zijn oor legde en keihard zei tegen mij: ‘’Ineke, open up those motherfuckers!’’ Mijn brushes waren te zacht ….. De eerst keer met Johnny Griffin in Duitsland viel ik in voor Art Taylor. Moest ik in de kleedkamer komen en zei Griffin: ‘’Eric, learn to play the bassdrum like A.T’’. Een van de beste en waardevolste lessen ooit. Dropping bombs, daar heb ik nu geen problemen meer mee! Tja en dan met Frank Morgan in Athene. Een week gespeeld met het trio van Rein in ‘The Halfnote’ en de kleedkamer stond wit van de rook van de wiet die Frank rookte. Je kon elkaar amper zien om maar niet te spreken van de lucht van dat spul. Ik kreeg een solo stuk van hem toebedeeld en speelde een tribute aan Max Roach. Toen ik klaar was met het stukje riep Frank Morgan achter elkaar: ‘’Max Roach, Max Roach, Max Roach!’’. Die week waren ook tevens de laatste optredens van Frank Morgan. Twee weken later overleed hij.
Frans Elsen Factor tijdens 75th Birthday Concert in Bimhuis, 10 april 2022
En dan over het Quintet van Ben van den Dungen en Jarmo Hoogendijk; met dit bijzondere stel heb je ook veel meegemaakt, denk ik. Wat is je bijgebleven?
Dat was een geweldige tijd. We speelden één keer per maand een week in Duitsland en we hebben dat hele land in zijn geheel doorkruist. Ook Oost-Duitsland na de val van de muur met bijna een vechtpartij in Maagdenburg omdat ik mijn auto verkeerd had geparkeerd. Ben heeft mij net op tijd gered. We traden ook op in Lapland waar het twintig graden onder nul was en bergen sneeuw. De band speelde in een theater op een jazzfestival en het publiek kwam keurig gekleed binnen maar na afloop lagen mannen en vrouwen door elkaar volkomen laveloos van de drank op de trap. We speelden ook regelmatig in Parijs in ‘Le Petit Opportune’. Wat een leuke club was dat. Het hoogtepunt was een tournee door Canada; daar speelden op alle grote festivals. Het summum was het optreden op het Montreal Jazz festival. Een paar duizend mensen die helemaal uit hun dak gingen en ons achterna renden voor handtekeningen. De energie die we hadden met zijn vijven al die jaren op al die concerten was onvoorstelbaar en dat zes jaar lang. Het was met recht een superband.
Het duurde even voordat je met je eigen band begon; JazzXpress. Hoe ben je daar mee gestart en waarom duurde dat zo lang?
Ik speelde eigenlijk al een poosje met die gedachte en leidde eigenlijk al samen met pianist Wolfert Brederode een kwintet waar in ook Jarmo Hoogendijk speelde en de Oostenrijkse saxofonist Harry Sokal. Maar een band geheel onder mijn eigen naam liet nog even op zich wachten tot in 2006 David Liebman mij tijdens een autorit naar Antwerpen duidelijk maakte dat het nu wel eens hoog tijd werd dat ik een eigen hard swingende band begon. Hij had mij overtuigd en ik ging gelijk aan de slag en vroeg Rik Mol, Sjoerd Dijkhuizen, Rob van Bavel en Marius Beets. Het was voor iedereen een verrassing en de groep werd meteen een succes. Ik prijs mij ook zeer gelukkig dat ik al zestien jaar deze groep mag leiden en met uitzondering van af en toe een wisselende trompetplaats heb ik toch al die jaren de zelfde bezetting bij elkaar kunnen houden en acht CD’s mogen uitbrengen.
Na je zeventigste startte je met “What Kinda Bird Is This?”, een ode aan Charlie Parker. Mogen we nog nieuwe projecten verwachten?
Er zijn nog voldoende plannen dus dat moet lukken.Sinds kort leid ik ook nog de Frans Elsen Factor, een groep die is ontstaan mede door het initiatief van Frank Jochemsen van het Nederlands Jazz Archief. Vorig jaar heeft het archief een CD uitgebracht van opnamen uit de begin jaren ’70 van het toenmalige septet van pianist Frans Elsen die een jazz-rock groep begon met Eddie Engels, Piet Noordijk, Wim Overgaauw, Rob Langereis, Wim van der Beek en mijzelf. Frans had toen een Noorse suite geschreven die hij wilde uitvoeren in die bezetting. We hebben toen een aantal radio opnamen gemaakt zowel live als in de studio en hebben we hebben ook op een aantal festivals opgetreden. Die opnamen had ik zelf ook al jaren niet meer gehoord en toen Frank mij belde dat hij al die opnamen had gevonden werd ik nieuwsgierig. Bij Frank thuis heb ik ze beluisterd en we werden allebei razend enthousiast. De muziek werd met zo veel overgave en energie gespeeld dat Frank mij vroeg hoe die muziek nu zou klinken in de zelfde bezetting maar dan uiteraard met een nieuwe generatie. Ik heb toen een groep samen gesteld met Juraj Stanik, Martijn van Iterson, Rik Mol, afwisselend Benjamin Herman en Tineke Postma , Marius Beets en Bart Fermie. In Januari hebben we voor het Nederlands Erfgoed en het Nederlands Jazz Archief een mini-docu opgenomen in het Beauforthuis in Austerlitz. Deze opnamen staan inmiddels ook op YouTube. De live première vond plaats op 10 April j.l. in het Bimhuis in Amsterdam als onderdeel van mijn 75th Birthday Concert. Meer optredens met deze unieke band zitten al in de pijplijn.
Verder zit ook al weer enige jaren in een internationaal trio met de fantastische Portugese gitarist Ricardo Pinheiro en de Italiaanse bassist Massimo Cavalli. We hebben net voor de pandemie een Bill Evans project opgenomen in Lissabon. Die CD is vorig jaar verschenen op het Challenge label en door de internationale pers heel positief ontvangen.
En niet te vergeten de compilatie CD die op mijn verjaardagsconcert is gepresenteerd in het Bimhuis op het Daybreak label. Diverse opnamen van 1986 t/m 2007 met o.a. Jimmy en Doug Raney, Ruud Brink, Pepper Adams, Piet Noordijk, Frans Elsen, Ben Webster, Tete Montoliu, Maynard Ferguson, Rein de Graaff etc. ‘Swinging, Boppin’ and Burnin’ en zo placht ik moedig voorwaarts te gaan in deze merkwaardige tijden.