Alfred ‘Al’ Weisbard en Wolf ‘Will(y)’ Tuschinski
BIOGRAFIE
door Hans Zirkzee
Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze personen (vooral jazzmuzikanten) die een band met Rotterdam hebben of hadden.
Deze biografie gaat over de rol van bekende familie Tuschinski en de zeker zo belangrijke familie Weisbard
FOTO
Familie Tuschinski met midden vrouw Manja
Alfred ‘Al’ Weisbard
(Rotterdam, 29 mei 1910 - Auschwitz, 31 januari 1943)
Wolf ‘Will(y)’ Tuschinski
(Rotterdam, 4 mei 1906 - Rotterdam, 6 augustus 1939)
Beide bioscoopmagnaten hadden een zoon met een grote passie voor jazzmuziek
Binnenkort wordt aan de Rotterdamse Coolhaven het Abraham Tuschinski-park gerealiseerd. Op de 12.000m2 grote locatie komt ook een gedenkteken voor de bekende Rotterdamse bioscoopmagnaat. Weinig mensen weten dat zijn lotgenoot Karl Weisbard (Rozdol, Oekraine, 28 maart 1877- Auschwitz, 28 september 1942) misschien nog wel een grotere bioscooppionier was. De Oost-Europese kleermakers strandden onderweg naar de Verenigde Staten in Rotterdam.
BIOSCOPEN
Vroeg in zijn carrière exploiteerde Tuschinski (Brzeziny, 14 mei 1886 – Auschwitz, 17 september 1942) de bioscopen ‘Thalia’, ‘Cinema Royal’, ‘Scala’ en ‘Olympia’. Hij woonde aan de Coolsingel 35a. Het gezin Weisbard vestigde zich op 28 april 1905 in Rotterdam (Prins Hendrikkade 64). Karl Weisbard was evenals Abraham Tuschinski van beroep damestailleur en bontwerker. Weisbard verkocht zijn zaak en nam in augustus 1917 met Aron Chermoek het Alcazar Theater aan de Schiedamscheweg over van G. Cantillon en doopte het om tot het nog steeds bestaande Prinses Theater. Rond maart 1918 vormde hij met Chermoek, gedurende een korte periode, de directie van bioscoop ‘Kosmorama’ aan de Hoogstraat 357. Karl Weisbard opende op 19 november 1919 zijn eigen ‘Wester Bioscoop’ aan de Nieuwe Binnenweg 326. Het WB Theater was met een zaalcapaciteit van veertienhonderd stoelen op dat moment het grootste bioscooptheater in Nederland. Vanaf 1921 exploiteerde Weisbard de bioscoop ‘Astoria’ (Schiekade 203), hij bouwde het Ooster Theater (St Jansstraat, opening 21 december 1921), in 1923 de ‘Imperial Bioscope’ (Hoogstraat 136) en van 14 mei tot 1 september 1927 voerde hij de directie van ‘Tivoli’ aan de Coolsingel 26. Drie jaar na de opening van het WB theater liet hij het grootste en mooiste bioscooptheater van Nederland bouwen, het ‘Grand Théâtre Pompenburg’. Het blad ‘Cinema en Theater’ schreef in december 1922:
‘Het Grand Théâtre Pompenburg is een grootsch werk, een schitterende theater-onderneming, een eerezuil voor Karl Weisbard, die meer dan tot nu toe zijn naam als man van durf en organisator in Rotterdam en ook in ’t overig deel van ons land heeft gevestigd. Hij heeft zich met ijzeren wilskracht, onvermoeid aan z’n theater gegeven en vond voor het administratieve deel een fermen steun in den heer J.A. Zeeuw van der Laan.’
Als gevolg van problemen met de exploitatie werden Weisbard en de gebroeders Voormolen, die financieel participeerden in het project, kort na de opening gedwongen het Pompenburgtheater over te doen aan Abraham Tuschinski, die het theater verbouwde tot een minder luxueuze kopie van zijn Amsterdamse Tuschinski Theater. Op 21 december 1923 opende hij het Grand Théâtre, dat door de Rotterdammers al snel ‘het kranttheater’ werd genoemd. Grand bood na de verbouwing ruimte voor vijftienhonderd zitplaatsen.
In zijn WB Theater presenteerde Karl Weisbard een van de eerste geluidsfilms in Rotterdam. Om deze optimaal tot hun recht te laten komen, bouwde hij in samenwerking met architect Van Gelder speciaal daarvoor het Roxy Theater aan de Kruiskade 26. Het werd een grote en moderne cinema in de stijl van ‘Het Nieuwe Bouwen’ met duizend zitplaatsen. Het op 2 mei 1930 geopende volkstheater gebruikte voor de geluidsfilms het Loetafoonsysteem. In september 1930 vertoonde Roxy ‘The Jazzsinger’. De exploitatie kwam in 1934, zoals ook bij het Grandtheater gebeurde, in handen van Tuschinski, die de bioscoop op zaterdag 15 augustus 1936 heropende onder de naam Arena. Weisbard en Tuschinski produceerden tijdens hun beginjaren een eigen Rotterdams bioscoopjournaal.
JAZZMUZIEK
Nog minder bekend is dat beide bioscoopmagnaten een zoon hadden met een grote passie voor jazzmuziek. De op 6 augustus 1939 gestorven producent en filmregisseur, Will Tuschinski,was tijdens zijn korte leven (hij werd 33 jaar) een belangrijke promotor van de jazzmuziek. Hij drong er bij zijn vader op aan om The Ramblers in zijn theaters te engageren. De leider van het orkest, Theo Uden Masman, was ooit zijn klasgenoot bij de Gemeentelijke Handelsschool in Rotterdam. The (Original) Ramblers beleefden op 21 november 1926 hun première in La Gaîté, de chique nachtclub in het Grandtheater. Zij werden, mede door hun talrijke radio-optredens, de meest bekende jazzband van Nederland. Will was tevens manager en promotor van Melle Weersma’s Red, White and Blue Aces, destijds één van de meest populaire en professionele Nederlandse jazzbands.
Will Tuschinski
Will ontdekte in Engeland in 1932 de jonge en talentvolle Schotse actrice en jazz-zangeres Ella Logan met wie hij zich verloofde. Ella Logan groeide in de Verenigde Staten uit tot een absolute wereldster. Will bekwaamde zich in de States bij Paramount Pictures tot filmregisseur. In 1934 bracht hij in Nederland zijn eerste grote speelfilm Het meisje met den blauwe hoed uit. Tuschinski sr. was er van overtuigd dat Will een internationale filmcarrière tegemoet zou gaan, echter vier jaar later keerde deze ongeneeslijk ziek terug uit de Verenigde Staten.
Een zeldzame foto: Al Weisbard en Frans Poptie (r)
JAZZBASSIST
Al Weisbard zat o.a. in de directie van het WB Theater. Hij maakte later furore als jazzbassist en zanger. In zijn paspoort stond reizend musicus Hij trad op met niemand minder dan Coleman Hawkins in het legendarische Negropalace Mephisto. Hij had twee maanden een engagement met de Amerikaanse pianist Freddy Johnson in Tilburg (Tilburgse Courant 6 februari 1935) en eind februari 1935 in de Cosmopoliet aan de fameuze Schiedamschedijk.
Bezetting: Philip Holz (saxen, klarinet), Jake Green (tmb, git), Raymond Johnson (slw), Henk Bruins (tmp), Rosie Poindexer (z).
De band van Freddy Johnson met Al Weisbard was de opwarmer voor het optreden van Coleman Hawkins op 28 juni 1937 in Mephisto. Bezetting o.a.: Arthur Pay (slw), Jan Schollmeijer (sax), Enid Rapael (zang) en Clara de Vries (tmp).
‘Men hoorde gisteravond veel bekende jazz-tunes, o.a. Some of these days, The Sheik, doch ook ditmaal spande de Tiger Rag, welke het tweede deel van de avond inleidde, de kroon. Dat was opzweepend en obsedeerend, een beeld van gesyncopeerde razernij, zoo als zelfs door de wol geverfde hot-fans onder dit publiek slechts zelden beleefd zullen hebben. In zijn genre was het geweldig. Er waren wel zeker twintig chorusses, het ééne nog wilder dan het andere, het publiek geraakte buiten zichzelf, langzamerhand kreeg het iets van een sport-exhibitie, de bassist Weisbard incasseerde voor een denderend slag-bassolo een enthousiast open doek, evenals later Clara de Vries en Hawkins, en toen het satanisch gehits van het oer-rhythme eindelijk afgelopen was, klonk er een applaus, zooals een Mengelberg het voor alle Beethoven symphonieën bij elkaar moeilijk zou kunnen verwerven.’ (Rotterdamsch Nieuwsblad, 29 juni 1937)
In november 1937 was hij weer in Mephisto met het orkest van rietblazer Harry Pohl. Alfred Weisbard maakte ook deel uit van de band van Eddy Meenk (tmp).Bezetting januari 1938: Joe Lensky (2e tmp), Tonny Wijnman (tmb), Sally Frank (slw), Dolf van der Linden (piano), Bram Niemeyer, Ben de Welle en Jascha Trabsky (saxen). Bron: Het Vaderland 7 januari 1938. Bezetting van het orkest van Eddy Meenk was Benny de Weille (as, klar), Derek Neville (as), Bram Niemeyer (ts), Johnny Claes (2e tmp), Pi Scheffer (tmb), Dolf v.d. Linden (p) en drummer Sally Frank. Bezetting met Coleman Hawkins tijdens zijn Mephisto periode: pianist Freddy Johnson, Jake Green (tmb), Rosie Poindexter (z), Jasch Tralsky (ts, klar), Jaques Migorodsky (git), Rolf Goldstein (tmp), Lex van Spall (as) en Lew Gulkin (slw). Al Weisbard begeleidde ook stadgenoot en pianist Nico de Rooy en violist Frans Poptie.
Weisbard in 1921
Volgens Abraham Tuschinski zou het niet zo’n vaart lopen met die Hitler. Op 14 mei 1940, zijn verjaardag, werden al zijn Rotterdamse bioscopen gebombardeerd. Het Passage Theater in Schiedam en het Tuschinski Theater aan de Reguliersbreestraat overleefden de Tweede Wereldoorlog. Hij verhuisde naar de Rochussenstraat waar hij door een doosje wijn, dat hij aan zijn buren had geschonken, in beeld kwam bij de Politie. Op de dag van aankomst in Auschwitz op 17 september 1942 werd hij samen met zijn vrouw Manja meteen vergast.
BRONNEN
Websites: Karel Dibbets ‘Netherlands Cinema History’, ‘Joods Rotterdam’ en ‘Cinema Context’.
‘15 jaar van het leven van Abraham Tuschinski’ (André van der Velden)
‘Over stalles en parket’ (Henk Berg)
‘Pschorr Rotterdam’ (Herman Romer)
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grote stadscultuur (2015) door Hans Zirkzee
Doctor Jazz Magazine nr. 82
De Jazzwereld, september 1939
Kaddisj
Hans Zirkzee
Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016
OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial