Toon van Vliet: niet alleen aan jazz verslaafd

BIOGRAFIE

Toon van Vliet

door Hans Zirkzee

Auteur van het boek Jazz in Rotterdam, Hans Zirkzee interviewde en schreef over talloze jazzmuzikanten die een band met Rotterdam hebben of hadden. Musici die veel reizen en mensen ontmoeten hebben vaak mooie en interessante verhalen te vertellen. 
Deze biografie werd deels gepubliceerd in Jazz in Rotterdam en werd aangevuld met later beschikbaar gekomen informatie.

FOTO
Stadsarchief Amsterdam

Antoine ‘Toon’ van Vliet

(Rotterdam, aangifte 20 juni 1922 - Zandvoort, 5 november 1975)

“HIJ WERD EEN GEWAARDEERDE SOLIST EN EEN STILIST VAN EEN INTERNATIONALE KWALITEIT MET EEN EIGEN, HERKENBAAR GELUID….”

Arbeidersmuziekvereniging ‘Tot Steun in de Strijd’
Opmerkelijk veel jazzmusici uit Rotterdam-Zuid begonnen hun muzikale carrière in de harmonie ‘Tot Steun in de Strijd’. Saxofonist Toon van Vliet en zijn broers, drummer Henk Stark, pianist Ruud Kuyper, saxofonist Sander Sprong, drummer Tony Viola en Piet Noordijk waren lid van deze op 9 september 1909 opgerichte Charloisse muziekvereniging, die tot doel had zieltjes winnen voor de socialistisch beweging.

De Steun
Arbeidersmuziekvereniging “Tot Steun in de Strijd”

DE STEUN
Instrumenten waren in die tijd voor de meeste arbeiderskinderen onbetaalbaar. Een klarinet kostte al snel duizend gulden. De muzieklessen konden voor een dubbeltje contributie worden gevolgd. ‘De Steun’ werd opgericht door Arie van Vliet. Zijn zonen Bertus, Janus (klarinet), Arie (baritonsax), Koos (trombone), Jaap, Gerrit en Toon (tenorsax en klarinet) waren allen lid van de Steun. Het eerste repetitielokaal was in de uitspanning van F. Boers aan de Charloisse Kerksingel nr. 44. Later verhuisde men naar een school in de Hoogvlietstraat. De eerste dirigent was de heer Klaarwater, die werd opgevolgd door de heer D. Jongbloed. De laatste leidde de ‘arbeidersharmonie’ ruim veertig jaar. In 1962 werd de vereniging opgeheven bij gebrek aan musicerende leden.

Jaap van Vliet, de neef van Toon van Vliet, herinnerde zich:

‘Toen ik twee à drie maanden oud was heeft mijn vader mij al ingeschreven als lid. Ik ben daar ook als klarinettist begonnen. Toon van Vliet was een broer van mijn vader Janus en dus een oom van mij. Uiteindelijk heeft hij zich doodgezopen en kapot gespoten. Hij is niet best aan zijn einde gekomen, maar het was een jongen die in de muziek alles kon wat hij maar wilde. Hij kon eindeloos goed improviseren. Hij zat jaren in de Ramblers en de Skymasters en dat soort orkesten. Hij heeft zwaar aan de drugs gezeten. De vereniging is ter ziele gegaan door een gebrek aan leden. Zij ontstond gelijk met de arbeidersbeweging SDAP. Toen speelden zij op elke straathoek om maar rooie stemmen te winnen. Mijn opa, dus de vader van al die broers, was één van de oprichters en ook één van de oprichters van die socialistische beweging. Toen dat zich een beetje begon te stabiliseren en er de scherpe kantjes vanaf gingen, had de vereniging eigenlijk geen bestaansrecht meer. Toch hebben zij nog in lengte van dagen doorgesukkeld. Het werd voor de vereniging steeds moeilijker om zichzelf op peil te houden. Op een gegeven moment was er geen bestuur meer. Niemand wilde dat doen en toen is het opgehouden te bestaan. Roemloos. Mijn vader gaf les, de dirigent gaf les, de betere muzikanten gaven les aan hun leerlingen en dat werd niet betaald. De muziek stond, althans in de amateursector, op een heel ander niveau dan tegenwoordig. Het is tegenwoordig allemaal vrijblijvend. Die jongens rolden na de oorlog in het ene amusementsorkest na het andere, want toen was er geld te verdienen en daaruit zijn best behoorlijke namen tevoorschijn gekomen. Tot Steun in de Strijd was toch wel vrij conservatief. In die zin dat jazz en dergelijke, not done was. In het begin werden zij op de been geholpen door de muzikanten van de vereniging en als ze eenmaal meegingen, kwamen die jongens in een bandje terecht en daar ontwikkelden zij zich verder. Mijn ome Toon heeft ook geen conservatorium gestudeerd. Ik kan mij als klein kind herinneren dat mijn vader boven zat met leerlingen en als zij thuis niet studeerden, dan werden zij er even zo vrolijk weer uitgeflikkerd. Sodemieter maar op! Kom maar terug als je je lesje kent.’

Antoine ‘Toon’ van Vliet (Rotterdam, aangifte 20 juni 1922 – Zandvoort, 5 november 1975)
droomde van een carrière als klarinettist bij het Rotterdams Philharmonisch Orkest. De in Rotterdam-Charlois geboren blazer was met tien jaar het jongste musicerend lid van ‘De Steun’. De twaalf leden van de familie Van Vliet waren ras SDAP-ers en ambitieus.
Tijdens de oorlog nam hij klassiek klarinetles bij Klaas de Rook van het Concertgebouworkest. Na de razzia’s wist Toon te ontsnappen uit een Duits werkkamp.
Tijdens de Hongerwinter begon hij met de tenorsax.

Toon van Vliet
Toon van Vliet (foto © NJA)

LOLBROEK
Via Kees Noordijk kwam hij in contact met de jazzmuziek, waaraan hij naar eigen zeggen verslaafd raakte. Thuis was jazz verboden. Hij verkoos het financieel onzekere bestaan als jazzmusicus boven een anonieme plaats in de klarinetsectie van een klassiek orkest. Na de bevrijding woog hij nog maar 50 kilo. Hij speelde hij met zijn trio voor de Canadese officieren in Barendrecht. Zijn eerste vaste engagement had hij bij het Blue Rhythm Ensemble, de band van Siem Bakker. Via The Travellers, de orkesten van Joe Andy, Lex van Spall en Ernst van ’t Hoff kwam Toon terecht bij de band van Jochem de Molenaar. Met deze bassist en de Rotterdammers Piet Geurdes (drums), Rob van Lankeren (piano) en zangeres Tine Riemersma toerde hij door Groot-Brittannië. Toon stapte over naar het combo van Wessel Ilcken en Rita Reys, die hem een lolbroek vond, ‘een toffe Rotterdammer’. Maar Toon was ook een emotioneel mens, die enorm kon vloeken en kankeren op de laksheid van sommige medemusici. Hij verfoeide de richtingenstrijd in de jazz en hij huldigde het standpunt dat er slechts rotte en goeie muziek bestaat. Toon stond altijd open voor nieuwe invloeden. Voor hem was geen mens hetzelfde. Hij werd een gewaardeerde solist en een stilist van een internationale kwaliteit met een eigen, herkenbaar geluid bij de Streamliners, de Ramblers, Theo Loevendie, het VARA-dansorkest en de bigband van Boy Edgar. De persoonlijke wijze van een jazzvertolking stond voor hem voorop. Op den duur kreeg hij moeite met het routineuze werk in de radio-orkesten en hij veronachtzaamde zijn gezondheid. ‘Stoonde Toon’ zoop en blowde van alles te veel. Tien jaar na zijn dood op 5 november 1975 verscheen de eerste en enige plaat onder zijn eigen naam met opnames uit 1957 en 1959 op het BV Haast-label.

BRONNEN
Rhythme
februari 1955 en april 1960
Jazzpress nr 17
Jazz Nu januari 1986
Interview Ton van Oorschot 2 november 2010
Interview Jaap van Vliet 28 januari 2012
Het Charlois van Toen’ p. 157
Jazz in Rotterdam, de geschiedenis van een grote stadscultuur (2015) door Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
Hans Zirkzee

Hans Zirkzee
‘mister’ jazz in Rotterdam,
muziekdocent,
saxofonist,
concertorganisator,
schrijver, jazz-historicus,
auteur van Jazz in Rotterdam
(de geschiedenis van een grotestadscultuur),
winnaar Dutilh-Prijs 2016

OVER R†JAM
Stichting Rotterdam Jazz Artists Memorial