Reisverslag Australia Tour 2019 Neve | Nobel
Perspectief kan soms erg veranderlijk van karakter zijn. Als nieuwbakken en tamelijk overweldigde papa van zoontje Bix zag ik de tour naar Australië een maand geleden, in alle eerlijkheid, nog als een welkome ‘ontsnapping’. Little did I know dat hij in de afgelopen weken ineens zou transformeren tot een heerlijk en vrolijk jochie die er blokken van 9 a 10 uur slaap doorheen jaagt alsof het niks is. Dus bevond ik mij op de ochtend van vertrek ineens aan de ontbijttafel met een flinke baksteen in mijn maag.
JOURNEY OF MAN
Ons reisgezelschap, bestaande uit pianist Jef Neve (B), zijn manager Pieter Kindt (B) en mijzelf, verzamelt op zondag 2 juni op Zaventem Airport voor de vlucht naar Bangkok, Thailand. We verblijven in het Millennium Hilton hotel, langs de rivier Menam. General manager Heidi, door eerdere tournees inmiddels een goede bekende van Jef en Pieter, ontvangt ons hartelijk en het wordt me al snel duidelijk dat we in de watten zullen worden gelegd. Alhoewel ik ook prima sober(der) kan leven kan ik een brede glimlach niet onderdrukken als mijn luxe suite, met uitzicht op de skyline van Bangkok, dankzij floormanager Jozef ook een volledig verzorgde ‘Gin Tonic service’ blijkt te hebben. We bekijken alvast de venue voor de aftrap van deze tournee, de 360 Jazz Bar, welke zich op de bovenste etage van het hotel bevindt, met een werkelijk sensationeel uitzicht. De baksteen trekt wat weg…
Terwijl mijn reisgezelschap de volgende ochtend nog wat bijkomt van de lange vlucht en de vele flessen wijn die we er tijdens en tot lang na het diner doorheen hebben gejaagd, ga ik op de bonnefooi op pad. Jezelf openstellen blijkt nog steeds de sleutel tot een gevarieerde dag in een vreemd land. Ik struin wat langs marktjes waarna ik voor de lunch aanschuif bij een streetfood kraampje. Ik kies een tafel waar een jongen zit die ik in mijn leeftijdscategorie inschat. Zijn naam is Arm (wanneer ik hem in eerste instantie niet versta wijst hij geamuseerd naar het betreffende ledemaat) en hij werkt bij het nabije Marine Departement. Hij spreekt vloeiend Engels, opgedaan tijdens een internationale studie in Zweden.
We kletsen wat en ik vraag hem naar de naam van het zalig uitziende gerecht dat hij voor zich heeft. Hij bestelt deze Lek Tom Yum voor mij, zij het op mijn verzoek wat minder spicy (de grote parels zweet op zijn voorhoofd spreken boekdelen). De 40 Baht die ik moet afrekenen komt neer op ongeveer 1 euro en is natuurlijk totaal niet in verhouding tot het smaken-festijn dat ik zojuist genuttigd heb. Ik doe er nog maar 20 Baht bij en vervolg mijn weg.
Ik wandel verder in de richting van Chinatown als een marktkoopman me adviseert toch maar om te keren, aangezien een massaal protest tegen het leger, even verderop, hem geen plek lijkt voor een Westerling. Hij houdt een gepassioneerd betoog over de financiële wantoestanden omtrent Defensie in Thailand en adviseert me beter eens te gaan kijken bij de Lucky Buddha Temple. Enkele doodsangsten later, veroorzaakt door een tuktuk-chauffeur die wellicht dacht dat hij meer geld zou krijgen als hij er de helft van de reistijd af reed, hurk ik in de tempel neer naast een man die zich voorstelt als Kim. Hij vertelt me wat over de tempel, zijn werk als chefkok van The Four Seasons in Londen en toont me vervolgens dolenthousiast zijn telefoon met allemaal foto’s van hem en zijn vrouw in gloednieuwe maatkleding gestoken. Op zijn advies sta ik even later in de IFC (International Fashion Center) waar de kledij vandaan komt. Allergisch voor de ‘special price for you’-s die me om de oren vliegen sta ik 3 minuten later alweer buiten. In het hotel studeer ik nog wat tot aan de soundcheck.
Het eerste concert van de tour is muzikaal gezien een feestje, al pasten er nog wel wat mensen bij. De aanwezigen, waaronder ook enkelen van de Belgische ambassade, zijn echter wel erg enthousiast.
Die beschrijving past ook Ludo, een olijke Belgische zakenman en investeerder die al een groot deel van zijn leven in Azië werkt. Alhoewel zijn vrouw na afloop al meermaals in woord en gebaar duidelijk heeft gemaakt naar huis te willen, blijft hij vrolijk uiteenzetten wat hij allemaal doet en gedaan heeft. Ik kan zijn (af en toe ‘van consumptie voorziene’) monoloog niet altijd volgen maar ik houd het op handel in edelstenen. Hij is speciaal overgevlogen vanuit Hanoi, Vietnam, en blijkt groot fan van Jef. En ook ikzelf heb er nu “een fan bij’, zegt hij.
De volgende dag vertrekken we, na een stevige Dim Sum brunch met general manager Heidi, naar Melbourne voor toch wel de hoofdreden van de tournee: Melbourne Jazz Festival. In een line-up met verder ook o.a. Ambrose Akinmusire, Vijay Ayer en Herbie Hancock, worden we in het programmaboekje aangekondigd als ‘one of Europe’s most celebrated jazz composers, joined by the charismatic Dutch horn player’. Ze weten het in ieder geval goed te verkopen… Dit blijkt ’s avonds ook, wanneer de JazzLab club afgeladen vol zit. Maar eerst wat verzorging voor de innerlijke mensch, middels wat zwemmen, sauna en meditatie in het hotel.
We worden opgehaald door chauffeur Henry, qua uiterlijk rechtstreeks weggelopen uit een Blues Brothers-filmset, die tijdens de rit in een moordend tempo (en met een stevig dialect) het Australisch politieke landschap aan een beschouwing onderwerpt. Het gaat wat langs me heen, ik heb vooral zin in de gig…
Zolang je je muzikale integriteit bewaakt, is er niks mis met een beetje ‘feel the room’ op zijn tijd, bijvoorbeeld voor wat betreft repertoirekeuze. Waar we in Bangkok een publiek troffen die beter overweg konden met, met name, de door Jef gecomponeerde filmmuziek, zitten we nu voor een zaal jazzliefhebbers die ook wel wat Woody Shaw-stuff kunnen verdragen. Alhoewel ik denk in beide settings prima te gedijen vliegen we er in JazzLab direct op en spelen we, in mijn beleving, de beste gig van het afgelopen jaar als duo. Zoiets is niet altijd grijpbaar; is het de setting, de andere soort aandacht en appreciatie van publiek, de ontspanning op voorhand of gewoon de ‘feel’ van het moment? Maar misschien moet je niet alles willen verklaren.
We vervolgen onze tour met een two-nighter in Bungendore, nabij Canberra. Dit is echt ‘Australian countryside’, alhoewel de enige kangoeroes die ik spot er in een wat onnatuurlijke houding roerloos bij liggen langs de snelweg. Bij aankomst stelt eigenaar en programmeur Richard zich wat statig en afstandelijk voor. Hij was in de communicatie en onderhandelingen (ondanks zijn status als miljonair) erg stug en blijkt nu ook zelf het licht te doen in de venue. Alhoewel dit in eerste instantie meer voelt als een kruisverhoor c.q. marteling dan een spotlight wordt uiteindelijk de juiste afstelling gevonden.
Herbie Hancock blijkt naast het Melbourne Jazz Festival vanavond ook Canberra aan te doen, waardoor onze eerste gig logischerwijs niet uitverkoopt. Hoe anders is de tweede avond: full house! De Belgische ambassadeur schuift ook aan en na afloop blijven hij en zijn Nederlandse partner nog wat met ons drinken, waar ook Richard aanschuift. Deze ontdooit inmiddels wat, wellicht vervuld met de goede opkomst (bij 80 AUS dollar per kaartje; inclusief glas champagne, dat dan weer wel).
De volgende dag reizen we per trein naar Sydney voor 2 dagen leisure. Die avond zijn we uitgenodigd door Koen, een in Australië woonachtige CEO van een softwarebedrijf en tevens een goede bekende van Pieter en Jef. Bij een vorige tour verbleven zij een dag op zijn luxe jacht, maar die heeft hij inmiddels verkocht omdat hij er te weinig tijd voor kon vrijmaken. Als alternatief biedt hij aan uit eten te gaan bij restaurant Otto in Darling Harbour…
Best. Diner. Ever.
Mijn vraag “Mag ik de wijnkaart zien?” wordt geïnterpreteerd als “ik heb daar dus echt verstand van.” Ach, a little pretention don’t hurt nobody, dus ik speel mijn rol maar gewoon vol overgave.
Decanteren, chambreren, viscositeit; ik gooi er van alles tegenaan tegen de sommelier, die me ongetwijfeld in zijn gedachten zachtjes uitlacht. Gelukkig worden mijn specifieke maar waarschijnlijk weinig samenhangende smaakwensen door hem op waarde geschat, waarna er enkele fantastische wijnen voorbij komen. Ik verschiet van de gemiddelde prijs van 250 AUS dollar (zo’n 170 euro), maar als ik een ietwat beschaamd onze trakterende gastheer aanstoot en mijn vinger onder de prijs houdt, is zijn repliek “On a que le bien, qu’on se fait soi-même” (vrij vertaald: ‘Als je jezelf goed verzorgd, dan kom je op je levenspad goede dingen tegen’).
Om alles een beetje terug in perspectief te brengen eet ik de volgende avond een Chili Dog (hotdog met chili con carne) van de foodstand Harry’s, nabij ons hotel…
Een gezonde groepsdynamiek is volgens mij essentieel op tournee. Jef, Pieter en ikzelf lijken elkaar prima aan te voelen en we hebben erg veel lol. De humor wordt steeds platter, de scheten en boeren alsmaar harder (en langer, by the way) en de hoeveelheid alcohol in deze 16 dagen overstijgt mijn totale hoeveelheid van dit kalenderjaar tot zover. Maar soms is het even genoeg en zoek ik mijn eigen space, waar ik alle ruimte voor krijg. Tijd voor wat FaceTime met het thuisfront, waar zoontje Bix groeit als kool. Damn, touren is tof maar deze tijd met hem krijg ik niet meer terug. Ik beloof mezelf plechtig thuis wat meer tijd vrij te maken komende 2 maanden, voordat het najaars-geweld weer losbarst. Ook op muzikaal vlak is er ruimte voor discussie. Ik wil bijvoorbeeld halverwege de tour iets meer transparantie onder solo’s en direct gaan we er samen mee aan de slag.
Next stop: Newcastle. De tijd en met name modernisering lijkt hier soms sneller te gaan dan de mensen zelf. Waar ook Melbourne behoorlijk in de stijgers leek te staan is Newcastle enorm in ontwikkeling. Een voorbeeld is de gloednieuwe ‘light rail’ (tram) door de hoofdstraat, waardoor er aan elke zijde een rijbaan komt te vervallen. Maar deze werden vroeger gebruikt voor het parkeren langs de kleine winkels. Die hebben nu te lijden qua klandizie, aangezien het nabij gelegen (ook nieuwe) winkelcentrum over zijn eigen garage beschikt.
De prachtige hardloop-settings wisselen elkaar deze tour in rap tempo af. Waar we in Sydney rond het park en het befaamde Opera House liepen, ploegen Jef en ik deze namiddag door de branding van Newcastle Beach. Het joggen blijkt, ondanks de vermoeidheid, een welkome afwisseling voor al het reizen. Ook ruimen we de volgende dag wat tijd in voor een ‘whale watching’ boottocht (zowaar met succes) en ik besluit ook nog even op het strand te gaan liggen.
Het concert vindt plaats in de Adamstown Uniting Church, een mooi kerkje langs Brunker Road. De galmende akoestiek dwingt ons tot een kleine cutback in uptempo repertoire en wat meer sfeer-werk. Na een radio-interview ter promotie van ons concert in Brisbane, bestijgen we het altaar van de kerk in Newcastle en spelen we twee lange sets voor een enthousiast publiek die na afloop gretig onze meegenomen albums afnemen.
Op 13 juni om 10.45u nemen we de trein terug naar Sydney. Ik zoek onderweg een Facebook-groep voor Nederlanders in Sydney en maak wat reclame. Daar komt gelijk reactie op met Messenger berichtjes van mensen die toezeggen te komen; online marketing kan soms zo eenvoudig zijn.
De authentieke jazzclub aan de Harris Street, Foundry616, heeft in principe genoeg potentie ons een fijne avond te bezorgen maar blijft daarin toch echt achter. N.B. ik zeg dit op persoonlijke titel en vertegenwoordig niet de mening van Jef of zijn management, maar als niemand je iets te drinken aan biedt, ik in mijn studententijd beter at dan hetgeen we in de club (na lang wachten) als diner voorgeschoteld krijgen en de backstage een bezemhok is waar je ook nog met opgetrokken benen het drumstel moet ontwijken (die daar schijnbaar toch echt moet staan op dat moment), dan is de aftrap minder dan ideaal te noemen. Dat de club-owner bij onze binnenkomst slechts kort gedag zegt en daarna naar huis gaat ‘omdat hij moe is’, kan voorkomen. Maar als je een van Europa’s leading jazzpianisten boekt en vervolgens een geluidsjongen neerzet die naar eigen zeggen vanavond ‘voor het eerst een piano uitversterkt’, dan is dat mijns inziens een dikke “fuck you” richting ons…
Het lukt ons alsnog ons hier redelijk voor af te sluiten en 2 burning sets op de mat te leggen. Met name bij Jef’s compositie ‘Weekend Is On’ gaat het behoorlijk loos van beide kanten; fijn om nog altijd die progressie te voelen. De vele muzikale risico’s die we (de hele tour al) nemen voelen als garantie voor een behoorlijke houdbaarheid van onze samenwerking.
Maar de winnaar van de avond is wederom best-diner-ever-gastheer Koen, die langskomt en tal van zakenrelaties heeft overtuigd ook naar de jazzclub te komen. Zijn enthousiasme en warme waardering compenseren een hoop, naast zijn herhaaldelijke toezegging ons ook in de toekomst te willen steunen.
Last stop: Brisbane, voor het zevende en laatste concert van deze tour. Ons verblijf is een riant huis vlak buiten de stad, waar de in Australië woonachtige zus van manager Pieter woont met haar man en 2 kinderen. Liefhebbers van goede wijnen en lekker eten, een perfect match. Haar man Danny is trompettist bij een Defensie orkest in Australië en ook de kids spelen (meerdere) instrumenten.
De venue is tijdelijk verplaatst naar de Russian Convention Center, omdat de eigenlijke Brisbane Jazz Club gerenoveerd wordt. Maar het mag de pret absoluut niet drukken, er zitten meer dan 100 enthousiastelingen die ons al na het tweede nummer in de set op een staande ovatie trakteren. De Australische saxofonist David Theak, een begrip op dit continent, komt ons in beide sets 2 songs vergezellen en dat wakkert het enthousiasme van het publiek alleen nog maar aan. Ook Jef en ikzelf vliegen er flink op; alsof er op de laatste gig van de tour nog even alles uitgeragd moet worden. Interviews, vele foto’s, handtekeningen en toezeggingen voor toekomstige boekingen bevestigen het gevoel dat we onszelf en het publiek vanavond een goede dienst hebben bewezen.
De kaart voor Vaderdag die ik om 0.00u in mijn handen krijg, gemaakt door mijn vrouw met een mooie foto van Bix en door Jef meegenomen in zijn koffer, bevestigd mijn gevoel nog maar eens: het is genoeg zo, time to go home…
Tekst en fotografie: Teus Nobel